ECLI:NL:RBDHA:2020:6067
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering omgevingsvergunning voor het veranderen van bedrijfsruimtes tot woningen in strijd met bestemmingsplan
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser had een vergunning aangevraagd voor het ombouwen van bedrijfsruimtes aan de [laan] [huisnummers] tot zes woningen met bijbehorende ateliers. Het college heeft deze aanvraag geweigerd, omdat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, dat de betreffende gronden bestemd heeft voor ambachtelijke bedrijven. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze weigering, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan, dat de bestemming 'bedrijf' en 'Waarde-Archeologie' kent. De rechtbank oordeelt dat het college in redelijkheid tot de conclusie heeft kunnen komen dat de gevraagde omgevingsvergunning niet kon worden verleend, omdat de aanvraag niet voldeed aan de vereisten van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De rechtbank heeft daarbij ook de beleidsuitgangspunten van de Agenda Ruimte en het Actieprogramma in overweging genomen, maar oordeelt dat deze niet voldoende grond bieden om van het bestemmingsplan af te wijken.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en benadrukt dat de beslissing om een omgevingsvergunning te verlenen discretionair is, wat betekent dat de rechtbank zich moet beperken tot de vraag of het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. De rechtbank concludeert dat het college de gevraagde vergunning terecht heeft geweigerd, omdat het bouwplan niet in overeenstemming is met de geldende bestemmingsplannen en de bescherming van kleinschalige bedrijfsruimten.