ECLI:NL:RBDHA:2020:6062

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
6 juli 2020
Zaaknummer
09-817275-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel aan een verdachte wegens winkeldiefstal met recidive

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2020 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 16 december 2019 in Leiden meerdere potten koffie heeft gestolen van een bedrijf. De rechtbank heeft de verdachte, die geboren is in 1961 en thans gedetineerd is, de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar opgelegd. De rechtbank heeft het vonnis gebaseerd op de tenlastelegging en het onderzoek ter terechtzitting, waarbij de verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd. De officier van justitie heeft gevorderd tot bewezenverklaring van de diefstal, en de verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen het bewijs.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal, wat een ergerlijk feit is dat financiële schade toebrengt aan de gedupeerden. De verdachte heeft een langdurig delictpatroon en is eerder veroordeeld voor vergelijkbare delicten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het reclasseringsadvies, waaruit blijkt dat de kans op recidive hoog is en dat eerdere hulpverleningstrajecten niet succesvol zijn geweest. De rechtbank oordeelt dat de ISD-maatregel noodzakelijk is om de recidive te beëindigen en de veiligheid van de maatschappij te waarborgen.

De rechtbank heeft de maatregel opgelegd voor de maximale duur van twee jaar, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet in mindering wordt gebracht. De rechtbank heeft benadrukt dat de verdachte hulp en begeleiding nodig heeft om zijn leven te stabiliseren, maar dat eerdere pogingen tot hulpverlening niet zijn geslaagd. De beslissing is genomen in het belang van de samenleving en om de verdachte de kans te geven zijn gedrag te veranderen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/817275-19
Datum uitspraak: 30 juni 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1961 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Middelburg, locatie Torentijd, te Middelburg.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 24 maart 2020 (pro forma) en 16 juni 2020 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.R.C. Polderman en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. L.A. Nooijen naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 december 2019 te Leiden één of meerdere potten koffie, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam bedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde diefstal.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het bewijs geen verweer gevoerd.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – aangezien de verdachte een bekennende verklaring als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft afgelegd, hier nadien niet op terug gekomen is en er geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- een geschrift, te weten het landelijk aangifteformulier winkeldiefstal ondertekend op 16 december 2019, blz. 4-6;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 16 juni 2020.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
hij op 16 december 2019 te Leiden meerdere potten koffie,
dietoebehoorde
naan [naam bedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel wordt opgelegd tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de gevorderde ISD-maatregel moet worden afgewezen. Verdachte voldoet weliswaar aan de formele criteria voor het opleggen van een ISD-maatregel, maar de begeleiding die de verdachte nodig heeft bij praktische zaken kan in een minder dwingend kader gerealiseerd worden. Het motief om vermogensdelicten te plegen was dat de verdachte geen identiteitsbewijs had en hij hierdoor niet in aanmerking kon komen voor financiële en sociale voorzieningen. Inmiddels heeft de verdachte een identiteitsbewijs, is een schuldsaneringstraject opgestart en wordt verdachte begeleid door zijn casemanager bij meerdere praktische zaken. Nu al deze zaken zijn geregeld, is de verdachte met begeleiding zelf in staat zijn leven weer op de rit te krijgen. De verdachte is verder bang dat hij vanwege zijn ziekte (kanker) niet lang meer te leven heeft en dat hij in detentie zal komen te overlijden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Dit is een ergerlijk feit dat hinder en financiële schade met zich brengt voor de gedupeerde onderneming. Door zijn handelen heeft verdachte er blijk van gegeven de eigendommen van anderen niet te respecteren en zijn eigen behoefte voorop te stellen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen maatregel acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 18 mei 2020.
Hieruit maakt de rechtbank op dat de verdachte de afgelopen jaren veelvuldig met politie en justitie in aanraking is gekomen en meermalen is veroordeeld voor vergelijkbare delicten. Voorts volgt hieruit dat de verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het reclasseringsadvies van GGZ Fivoor Leiden, gedateerd 26 mei 2020, opgesteld door reclasseringsmedewerker [naam reclasseringsmedewerker] . [naam reclasseringsmedewerker] heeft ter terechtzitting dit advies toegelicht.
Volgens de reclassering is bij de verdachte sprake van een langdurig delictpatroon van vermogensdelicten, gerelateerd aan middelengebruik, een jarenlange instabiele leefsituatie, gebrek aan financiële middelen, psychosociale problemen en een pro-criminele houding.
De kans op recidive en het onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog.
In de afgelopen jaren heeft de reclassering geprobeerd om door begeleiding en behandeling de hoge recidivekans te verkleinen, maar dit heeft niet tot het gewenste resultaat geleid. Er zijn verschillende pogingen gedaan om hulpverleningstrajecten op te starten, maar dit is niet gelukt omdat verdachte niet op afspraken verscheen. Hierdoor is het niet gelukt om een gedragsverandering bij de verdachte tot stand te brengen. De verdachte legt de verantwoordelijkheid voor het niet slagen van hulpverleningstrajecten grotendeels bij instanties zoals de reclassering. Verder zijn twee opgelegde werkstraffen geretourneerd, omdat de verdachte niet reageerde op oproepen of niet te traceren was.
Volgens de rapporteur is de verdachte niet in staat om over langere termijn zelfstandig een maatschappelijk bestaan op te bouwen. Zij concludeert dat, mede gelet op het eerdere verloop, er geen andere optie is dan aan de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen om het huidige gedragspatroon te kunnen doorbreken. Gedurende deze maatregel kan worden ingezet op (verdere) stabilisatie van de leefgebieden, waarbij valt te denken aan een passende woonvorm, ambulante (verslavings)behandeling en hulpverlening bij de praktische leefgebieden.
De maatregel
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan alle voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht stelt aan het opleggen van een ISD-maatregel. De verdachte valt tevens onder de definitie van stelselmatige dader, zoals bedoeld in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers.
Op basis van het reclasseringsadvies over de verdachte en gelet op de houding van de verdachte en verklaringen ter terechtzitting, is de rechtbank van oordeel dat zolang de bij de verdachte aanwezige problematiek niet adequaat wordt behandeld er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan waarbij de veiligheid van goederen in het geding komt. Oplegging van de ISD-maatregel heeft tot doel de maatschappij te beveiligen en de recidive van de verdachte te beëindigen. Daarnaast kan de maatregel een oplossing bieden voor de problematiek van de verdachte. Er is in het verleden meerdere keren hulpverlening aangeboden, maar de verdachte heeft daar niet aan meegewerkt.
Gelet op de door de verdachte steeds weer veroorzaakte overlast en schade dient het belang van de samenleving thans voorop te staan en eist de veiligheid van goederen de oplegging van de ISD-maatregel. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen alternatieven dan de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. De rechtbank merkt daarbij op dat zij heeft gezien dat de verdachte stappen heeft gezet om zijn leven te stabiliseren en ook dat hij een identiteitskaart heeft geregeld, maar de rechtbank ziet aan de andere kant ook dat er nog veel moet gebeuren in het leven van de verdachte om een echte gedragsverandering te bewerkstelligen. Voor de verdere stabilisering van zijn leven en de nazorg die de verdachte nodig heeft na de operatie die hij heeft ondergaan aan een tumor, heeft de verdachte naar oordeel van de rechtbank veel hulp en begeleiding nodig. Nu hij in het verleden heeft laten zien die meer vrijblijvende hulp niet te (kunnen) accepteren, resteert slechts een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
Teneinde de beëindiging van de recidive door de verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. De rechtbank gaat er van uit dat bij de interventies rekening gehouden zal worden met de gezondheidssituatie van de verdachte en met al opgestarte hulpverlening voor een aantal praktische leefgebieden, zodat het (behandel)traject mogelijk versneld opgestart kan worden.
De rechtbank zal de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opleggen voor de maximale duur van twee jaren en de tijd die door de verdachte voor tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht daarbij niet in mindering brengen op de duur van die maatregel.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen:
- 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
diefstal;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
legt aan de verdachte op:
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.I.S. Wallet, voorzitter,
mr. R.E. Perquin, rechter,
mr. M.P.G. Glas, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. van der Wal - de Zoeten, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 juni 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2019349950, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden – Bollenstreek, basisteam Leiden-Midden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 26).