ECLI:NL:RBDHA:2020:6039
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek is ingediend door de officier van justitie op 18 mei 2020, naar aanleiding van ernstige zorgen over de geestelijke gezondheid van de betrokkene, geboren in 1986, die op dat moment in een accommodatie verbleef. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 5 en 19 juni 2020 gehouden, waarbij de betrokkene en verschillende zorgprofessionals zijn gehoord. De betrokkene heeft aangegeven geen zorgmachtiging nodig te hebben, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat hij lijdt aan een middelgerelateerde en verslavingsstoornis, wat leidt tot ernstig nadeel voor zijn geestelijke gezondheid en maatschappelijke functioneren.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat het door de betrokkene opgestelde plan van aanpak ontoereikend is om een terugval in drugsgebruik te voorkomen. De rechtbank heeft daarom besloten om de zorgmachtiging te verlenen, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en het uitoefenen van toezicht. De machtiging is verleend tot en met 18 december 2020, en de rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen. De beschikking is gegeven door rechter B. Martinez-Hammer, bijgestaan door griffier S.P.M. Flipse, en is uitgesproken ter openbare zitting.