2.6Het ontwerpbesluit heeft vanaf 10 december 2019 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Verzoekster heeft een zienswijze ingediend.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Verweerder heeft medewerking aan de afwijking van de desbetreffende bestemmingsplanregels verleend op grond van artikel 2.12, lid 1, onder a, ten derde, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Verweerder heeft hierin overwogen dat het bouwplan passend is binnen de gemeentelijke beleidskaders, waaronder het PUK. Ten aanzien van de bestemming “Waarde – Cultuurhistorie” is overwogen dat de eerder voorgestelde dakopbouw op het dak van het pand aan de [Gracht] [huisnummer 4] is komen te vervallen, waardoor het plan voldoende voldoet aan de in het PUK opgestelde randvoorwaarden.
Daarnaast is hierin overwogen dat met inachtneming van alle betrokken belangen en het ingewonnen advies van de commissie van 3 juli 2019 de uitvoering van het plan geen onaanvaardbare aantasting van de architectuur- en cultuurhistorische waarden van de monumenten betekent.
Verder is overwogen dat er in dit geval zicht op een passend nieuwbouwplan is, zodat ook ingestemd kan worden met het slopen van de bouwwerken in het beschermde stadsgezicht. Er zal immers geen onwenselijke opening ontstaan in het straatbeeld, aldus verweerder.
4. De bezwaren van verzoekster komen er in de kern op neer dat de initiatiefnemer blijkbaar niet wil voldoen aan de uitgangspunten die het bestemmingsplan stelt, dat met de gemeente een onduidelijk uitwerkingskader overeen is gekomen en dat een eenduidige uitwerking van een aanvraag omgevingsvergunning extreem lang heeft geduurd.
Verzoekster voert in dit verband aan dat van meet af aan behoud en herstel voor deze locatie vaststond, als laatste deel van de historische binnenstad naast de [Kerk] . Het wekt daarom verbazing dat sinds 2012 al aan herontwikkeling wordt gewerkt.
Verzoekster stelt dat geen sprake is geweest van zorgvuldige planontwikkeling, omdat een helder kader in het PUK ontbreekt. Zo is hetgeen op pagina 13 ‘uitgangspunten gebiedsontwikkeling vanuit perspectief Monumentenzorg’ van het PUK in de tweede alinea in de derde kolom is geformuleerd in het geheel niet in overeenstemming met de waardestelling van het bestemmingsplan als vervat in de regels en als nader geduid in de toelichting op het plan. Dat knelt volgens verzoekster temeer nu duidelijk geworden is dat de gemeente in 2009 een bouwhistorisch onderzoek heeft laten uitvoeren dat begin 2010 heeft geleid tot een omvangrijk eindrapport van [A] .
Het is daarnaast naar de mening van verzoekster navrant dat het nadien uitgevoerde bouwhistorisch onderzoek, dat in opdracht van de gemeente en vergunninghoudster is opgesteld, met de onwelgevallige uitkomsten voor initiatiefnemer, zowel door de initiatiefnemer als door de gemeente eerst openbaar is gemaakt na herhaaldelijk verzoek van bezwaarmakers op 7 mei 2020, zes dagen voor de besluitvorming in de gemeenteraad. De uitkomsten hebben geen rol kunnen spelen in meningsvorming en belangenafweging van de commissie ruimte, de monumenten- en welstandscommissie en heeft dus tot een onzorgvuldige belangenafweging geleid. In het PUK wordt er niet naar verwezen en worden afwijkende constateringen en waardestellingen gehanteerd. Dat is onzorgvuldig, het getuigt van een gebrekkige zorgplicht voor de waarden in het beschermd stadsgezicht en een motiveringsgebrek.
Verzoekster voert tevens aan dat de omgevingsvergunning een motiveringsgebrek kent daar waar afgeweken wordt van artikel 15 van het bestemmingsplan met betrekking tot de dubbelbestemming waarde cultuurhistorie.
5. Vergunninghoudster heeft in haar reacties op de verzoeksgronden naar voren gebracht dat de omgevingsvergunning juist is verleend voor de activiteit ‘afwijken van het bestemmingsplan’, die uitgebreid is gemotiveerd, ook op het gebied van de dubbelbestemming ‘Waarde - Cultuurhistorie’. Het PUK speelt daar een grote rol in. Dat is immers door de gemeente opgesteld om de randvoorwaarden te schetsen waaronder de gemeente planologische medewerking zal verlenen. Bij het stellen van die randvoorwaarden zijn de cultuurhistorische waarden van de locatie (waaronder de aanwijzing als rijksbeschermd stadsgezicht) zeer bepalend geweest. De commissie, die toeziet op naleving van de cultuurhistorische waarden als beschermd door artikel 15 van het bestemmingsplan “Spuimarkt”, heeft ook haar akkoord gegeven op het uiteindelijke bouwplan.
Daarnaast is het bouwhistorisch onderzoek van Van der Hoeven wel degelijk bij de aanvraag overgelegd.
Dat, zoals verzoekster stelt, de commissie in haar eerste advies de sanering en
herverkaveling van erven en achterbouwen ter discussie zou hebben gesteld, omdat
die niet conform de in het bestemmingsplan omschreven en geduide waarden zouden zijn,
is volgens vergunninghoudster onjuist. De commissie zegt in dat advies (van 16 januari 2019) juist dat met de parcellering en de gevelindeling het oorspronkelijk beeld getracht is te behouden.