ECLI:NL:RBDHA:2020:6014
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- P.J.M. Mol
- K.S. Smits
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, van Iraanse nationaliteit, had op 5 april 2019 een asielaanvraag ingediend. Aangezien de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig op deze aanvraag had beslist, heeft de verzoeker op 17 december 2019 beroep ingesteld, geregistreerd onder zaaknummer NL19.30804.
Op 5 maart 2020 heeft de Staatssecretaris de aanvraag van de verzoeker afgewezen als kennelijk ongegrond. Dit besluit was het onderwerp van het beroep met zaaknummer NL19.30804. De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Aangezien er inmiddels uitspraak was gedaan in de hoofdzaak, was een voorlopige voorziening niet meer mogelijk.
De zitting vond plaats op 18 juni 2020 via Skype, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. C.E. Stassen-Buijs, en de Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. J.M.M. van Gils. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier mr. K.S. Smits. De uitspraak is openbaar gemaakt op 25 juni 2020.