ECLI:NL:RBDHA:2020:5966

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juni 2020
Publicatiedatum
2 juli 2020
Zaaknummer
NL20.8972
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake dwangsom in asielprocedure

Op 29 juni 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiseres, geboren op een onbekende datum en van onbekende nationaliteit, beroep heeft ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had beroep ingesteld in verband met het niet betalen van een dwangsom die was opgelegd door de rechtbank Den Haag bij uitspraak van 4 oktober 2019. De rechtbank had toen bepaald dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- per dag zou verbeuren voor elke dag dat de termijn voor het nemen van een besluit werd overschreden. Eiseres voerde aan dat de brief van 19 maart 2020, waarin verweerder meldde dat slechts één dwangsom voor het hele gezin werd opgelegd, deel uitmaakte van het asielbesluit en daarom vatbaar was voor beroep.

De rechtbank overwoog dat het beroep niet gericht was tegen een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de brief van 19 maart 2020 geen publiekrechtelijke rechtshandeling was. De rechtbank stelde vast dat op een geschil over de betaling van dwangsommen het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing is en dat de bestuursrechter niet bevoegd was. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat de artikelen 8:55c en 8:55d van de Awb van toepassing zijn op door de bestuursrechter vastgestelde bestuurlijke en aan zijn uitspraak verbonden dwangsommen.

De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.8972

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], geboren op [geboortedatum] van [nationaliteit] nationaliteit, eiseres
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. C.C. Westermann-Smit),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 16 april 2020 heeft eiseres beroep ingesteld in verband met het niet betalen van een dwangsom die is opgelegd door de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, bij uitspraak van 4 oktober 2019 (NL19.18719).
Op 30 april 2020 heeft eiseres aanvullende gronden ingediend.
Op 20 mei 2020 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Bij bovengenoemde uitspraak van 4 oktober 2019 heeft de rechtbank bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom verbeurt van € 100,- voor elke dag waarmee de termijn voor het nemen van een besluit wordt overschreden. Ten aanzien van de echtgenoot van eiseres heeft de rechtbank een zelfde uitspraak gedaan (NL19.18718).
3. Bij brief van 19 maart 2020 heeft verweerder bericht dat slechts één dwangsom voor het hele gezin wordt opgelegd. Uit de gronden van beroep blijkt dat alleen de rechterlijke dwangsom op naam van de echtgenoot van eiseres van € 11.100,- is uitbetaald.
4. Eiseres merkt in haar beroepschrift uitdrukkelijk op dat het beroep niet is gericht tegen ‘het niet tijdig beslissen’. Eiseres voert aan dat nu de brief van 19 maart 2020 een begeleidende brief is bij het besluit op de asielaanvraag van eiseres, deze brief deel uitmaakt van het asielbesluit en daarom vatbaar is voor beroep. Omdat ten aanzien van eiseres de rechterlijke uitspraak van 4 oktober 2019 niet wordt uitgevoerd is het besluit onrechtmatig.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de in de brief van 19 maart 2020 vastgestelde rechterlijke dwangsom geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb, omdat geen sprake is van een publiekrechtelijke rechtshandeling. Op een geschil over de betaling van dwangsommen is het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing. De bestuursrechter is niet bevoegd.
6. Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder zich terecht op voorgaand standpunt. Het beroep is niet gericht tegen een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Dat de brief een begeleidende brief is bij een asielbesluit maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. De rechtbank zal het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
7. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
8. De rechtbank wijst eiseres op het bepaalde in de artikelen 8:55c en 8:55d, tweede lid, van de Awb, waarin is bepaald dat de artikelen 611c en 611g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing zijn op door de bestuursrechter vastgestelde bestuurlijke en aan zijn uitspraak verbonden dwangsommen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.