ECLI:NL:RBDHA:2020:5962

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2020
Publicatiedatum
2 juli 2020
Zaaknummer
NL19.26597 en NL19.26599
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 18 juni 2020, wordt een verzoek behandeld van twee verzoekers om vergoeding van hun proceskosten. De verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. A.J. van der Werff-Dost, hebben een beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hen op 15 april 2020 heeft laten weten bereid te zijn om de proceskosten tot een bedrag van € 262,50 te vergoeden. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat verzoekers in beroep zijn gegaan omdat verweerder niet tijdig op hun aanvragen heeft beslist. Na de beslissing van verweerder op 1 april 2020 hebben verzoekers hun beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank oordeelt dat, omdat verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen, verzoekers recht hebben op vergoeding van hun proceskosten.

De rechtbank kent een bedrag van € 262,50 toe aan verzoekers, omdat zij een professionele juridische hulpverlener hebben ingeschakeld. De rechtbank ziet de zaken als samenhangend en kent een lager bedrag toe vanwege de beperkte reikwijdte van de zaak, die enkel betrekking heeft op de overschrijding van de beslistermijn. De beslissing houdt in dat verweerder dit bedrag aan verzoekers moet betalen. De uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier, en is bekendgemaakt op 18 juni 2020.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL19.26597 en NL19.26599

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker], V-nummer [V-nummer] , verzoeker, en
[verzoekster], V-nummer [V-nummer] , verzoekster, hierna gezamenlijk: verzoekers
(gemachtigde: mr. A.J. van der Werff-Dost), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: B. de Jong).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekers om vergoeding van hun proceskosten. Verweerder heeft op 15 april 2020 laten weten dat hij bereid is de proceskosten van
verzoekers te vergoeden tot een bedrag van € 262,50.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
De rechtbank kan beslissen dat een van de partijen de proceskosten van de andere partij moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Verzoekers zijn op 5 november 2019 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op hun aanvragen. Op 1 april 2020 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op hun aanvragen. Verzoekers hebben daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken. Verzoekers hebben daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. Omdat verweerder pas nadat verzoekers in beroep zijn gegaan een beslissing heeft genomen, krijgen verzoekers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Bbp is dit een vast bedrag omdat verzoekers een professionele (juridische) hulpverlener hebben ingeschakeld om voor hun een beroepschrift in te dienen. Omdat de rechtbank de zaken als samenhangende zaken ziet, wordt een bedrag toegekend zoals deze in één zaak zou worden gegeven. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt bovendien een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 262,50.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 262,50 aan proceskosten.
Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog, voor zover nodig, in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
18 juni 2020

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u hiertegen in verzet. U moet hiervoor binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt een verzetschrift indienen. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.