ECLI:NL:RBDHA:2020:5960

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
2 juli 2020
Zaaknummer
NL20.6542
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft eiser op 12 maart 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, ingediend op 11 juni 2019. De beslistermijn eindigde op 11 december 2019, en eiser heeft verweerder op 25 februari 2020 in gebreke gesteld. Aangezien er tot op heden geen beslissing is genomen, oordeelt de rechtbank dat het beroep kennelijk gegrond is. De bestuursrechter constateert dat er geen hoorzitting heeft plaatsgevonden en houdt rekening met de capaciteitsproblemen bij verweerder in combinatie met de beperkingen door de coronacrisis. Dit wordt aangemerkt als een bijzonder geval, waardoor de standaard beslistermijn niet wordt opgelegd. De rechtbank acht een termijn van zestien weken na de uitspraak redelijk voor het nemen van een besluit.

De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom verbeurt van € 100,- per dag, met een maximum van € 7.500,-, indien hij de termijn overschrijdt. Daarnaast worden de proceskosten van eiser vastgesteld op € 262,50, die verweerder dient te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.6542
uitspraak van de enkelvoudige kamer als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet
bestuursrecht in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S.B. Kleerekooper),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 12 maart 2020 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit
op zijn aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als
bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000.

Overwegingen

1. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is
bepaald dat voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een
besluit wordt gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit.
Op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan een beroepschrift tegen het niet
tijdig nemen van een besluit worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig
een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende
het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb bepaalt de bestuursrechter, indien het
beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, dat het bestuursorgaan binnen
twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit
bekendmaakt.
Op grond van het tweede lid, voor zover hier van belang, verbindt de bestuursrechter aan
zijn uitspraak een nadere dwangsom voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft
de uitspraak na te leven.
Op grond van het derde lid, voor zover hier van belang, kan de bestuursrechter in bijzondere
gevallen een andere termijn bepalen.
2. Op 11 juni 2019 heeft eiser zijn asielaanvraag ingediend. Dit betekent dat de beslistermijn eindigde op 11 december 2019. Eiser heeft verweerder op 25 februari 2020 in gebreke gesteld. Omdat tot op heden nog geen beslissing op de aanvraag van eiser is genomen, is het beroep kennelijk gegrond.
3. De bestuursrechter stelt vast dat nog geen gehoor heeft plaatsgevonden en
overweegt dat, gelet op de capaciteitsproblemen bij verweerder in samenhang met de beperkingen vanwege de corona-crisis, sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 8:55d, derde lid, van de Awb. De bestuursrechter zal in dit geval niet de standaard-beslistermijn opleggen, maar een langere, als bedoeld in dat derde lid. De bestuursrechter acht voor het nemen van een besluit een termijn van zestien weken na de uitspraak in beginsel redelijk.
4. De bestuursrechter ziet aanleiding met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van
de Awb te bepalen dat verweerder een dwangsom verbeurt als hij deze termijn overschrijdt.
De bestuursrechter stelt de hoogte van deze dwangsom vast op € 100,- per dag, met een
maximum van € 7.500,-.
5. Voorts ziet de bestuursrechter aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep tot aan deze uitspraak redelijkerwijs
heeft moeten maken. De bestuursrechter stelt de kosten van de door een derde beroepsmatig
verleende rechtsbijstand met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op
€ 262,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van
€ 525,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een beslissing op de
aanvraag van eiser;
- draagt verweerder op binnen zestien weken na verzending van het afschrift van deze
uitspraak een besluit te nemen;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom verbeurt van € 100,- per dag, voor elke
dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 7.500,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 262,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op
een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze
uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken. Deze uitspraak is gedaan op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet
worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de
gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.