ECLI:NL:RBDHA:2020:5960
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft eiser op 12 maart 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, ingediend op 11 juni 2019. De beslistermijn eindigde op 11 december 2019, en eiser heeft verweerder op 25 februari 2020 in gebreke gesteld. Aangezien er tot op heden geen beslissing is genomen, oordeelt de rechtbank dat het beroep kennelijk gegrond is. De bestuursrechter constateert dat er geen hoorzitting heeft plaatsgevonden en houdt rekening met de capaciteitsproblemen bij verweerder in combinatie met de beperkingen door de coronacrisis. Dit wordt aangemerkt als een bijzonder geval, waardoor de standaard beslistermijn niet wordt opgelegd. De rechtbank acht een termijn van zestien weken na de uitspraak redelijk voor het nemen van een besluit.
De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom verbeurt van € 100,- per dag, met een maximum van € 7.500,-, indien hij de termijn overschrijdt. Daarnaast worden de proceskosten van eiser vastgesteld op € 262,50, die verweerder dient te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend bij de rechtbank.