ECLI:NL:RBDHA:2020:5948
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing van nareisverzoek op basis van onvoldoende bewijs van identiteit en familierechtelijke relatie
In deze zaak heeft eiseres, een Eritrese vrouw, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis werd afgewezen. De rechtbank heeft op 11 juni 2020 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer, zittingsplaats Middelburg, onder zaaknummer AWB 20/406. Eiseres heeft aangevoerd dat zij haar identiteit en de familierechtelijke relatie met haar referent niet heeft kunnen aantonen, omdat zij geen officiële documenten kon overleggen. In plaats daarvan heeft zij een kopie van haar Eritrese identiteitskaart, een geboorteakte en een kerkelijke huwelijksakte ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kerkelijke huwelijksakte door Bureau Documenten als vals is aangemerkt, en dat eiseres geen andere documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van haar gestelde huwelijk.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiseres haar identiteit niet heeft aangetoond, aangezien de overgelegde documenten niet als bewijs konden dienen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de opmerkingen van eiseres over de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten niet voldoende onderbouwd waren om te concluderen dat verweerder niet aan zijn vergewisplicht had voldaan. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, omdat eiseres niet in staat was om substantieel bewijs te leveren voor haar identiteit en de familierechtelijke relatie met haar referent. De uitspraak benadrukt het belang van officiële documenten in nareiszaken en de rol van de vergewisplicht van de verweerder.