ECLI:NL:RBDHA:2020:5932
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake intrekking bijstandsrecht op grond van de Participatiewet
Op 26 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. G.A. Soebhag, een voorlopige voorziening heeft verzocht tegen de intrekking van zijn bijstandsrecht door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het primaire besluit, genomen op 4 maart 2020, hield in dat het recht op bijstand van verzoeker per 20 februari 2020 werd ingetrokken en dat een bedrag van € 344,72, dat over de periode van 20 februari tot en met 4 maart 2020 was verstrekt, werd teruggevorderd. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij afhankelijk is van de bijstandsuitkering voor zijn inkomen.
De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel in deze procedure een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor een eventuele bodemprocedure. Volgens artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht kan een voorlopige voorziening alleen worden getroffen als er sprake is van onverwijlde spoed. In deze zaak, die een financieel geschil betreft, is het niet snel het geval dat er sprake is van spoedeisend belang. De voorzieningenrechter merkte op dat na afloop van de bodemprocedure het geschil alsnog kan worden opgelost, bijvoorbeeld door terugbetaling van het bedrag met wettelijke rente, tenzij er een onomkeerbare situatie dreigt.
Verzoeker voerde aan dat hij momenteel geen inkomen heeft en afhankelijk is van hulp van derden, wat hem heeft doen besluiten zijn huurovereenkomst op te zeggen en bij zijn zoon in te trekken. De voorzieningenrechter concludeerde echter dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een acute financiële noodsituatie. Er was geen bewijs dat verzoeker zijn zorgpremie niet kan betalen of dat hij andere dringende financiële verplichtingen heeft. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Munsterman, in aanwezigheid van griffier mr. D.W.A. van Weert, en is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.