Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
[de vrouw]
Procesverloop
- een indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van
- een aanvraag voor een rechterlijke machtiging aan het CIZ van 13 mei 2020;
- een op 15 mei 2020 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige [arts]
- een verklaring van de zorgaanbieder [verblijfplaats] 13 mei 2020, waar cliënt is opgenomen;
- een zorgplan van 13 mei 2020;
- een afschrift van het levenstestament waarin de gevolmachtigden zijn aangesteld.
- de betrokken [specialist ouderengeneeskunde] ;
- de advocaat van cliënt;
- de dochter en tevens gevolmachtigde van cliënt, [dochter]
Standpunten ter zitting
atypische dementie. Zij kan niet spreken, maar heeft wel besef van haar verblijf in de accommodatie. Zij communiceert door middel van gebaren en emoties. Zij geeft aan niet te willen blijven door “nee” te knikken met haar hoofd of te gaan huilen. Het algehele welzijn van cliënt is sterk verminderd de afgelopen periode. Zij is volledig afhankelijk van de zorg en het verblijf in de accommodatie is daarom noodzakelijk voor het bieden van veiligheid, toezicht en zorg. Het is niet de verwachting dat cliënt op termijn wel zal instemmen met het verblijf en dat het ziektebeeld zal verbeteren. Daarom is de rechtbank verzocht een machtiging af te geven voor de duur van vijf jaar.
Beoordeling
Beslissing
[de vrouw]
mr. S.T. Viezee als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 juni 2020.