ECLI:NL:RBDHA:2020:5918
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugkeerbesluit en inreisverbod voor Albanese vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juni 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een Albanese vreemdeling, eiser, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiser had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat op 16 september 2019 door verweerder was uitgevaardigd. Eiser was van mening dat het besluit gebrekkig was gemotiveerd en onzorgvuldig tot stand was gekomen. Tijdens de zitting, die via een videoverbinding plaatsvond op 16 juni 2020, werd eiser vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. M.A.M. Karsten, terwijl verweerder werd bijgestaan door mr. H. el Hajoui.
De rechtbank overwoog dat verweerder terecht had geconcludeerd dat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken, en dat het inreisverbod op grond van de Vreemdelingenwet 2000 was opgelegd. Eiser had aangevoerd dat het gehoor niet voldeed aan de eisen van het arrest Boudjlida van het Hof van Justitie van de Europese Unie, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende vragen waren gesteld over zijn persoonlijke omstandigheden. Eiser had geen bijzondere, individuele omstandigheden aangevoerd die aanleiding gaven om af te zien van het inreisverbod of de duur ervan te verkorten.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat verweerder voldoende gemotiveerd had dat er geen reden was om het inreisverbod te verkorten. De uitspraak werd gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Frieling, griffier. De uitspraak zal op een later moment openbaar worden gemaakt, en tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.