ECLI:NL:RBDHA:2020:5886

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juni 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
AWB 20/305
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van bezwaarschrift in vreemdelingenzaak en vrijstelling griffierechten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juni 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de tijdigheid van een bezwaarschrift van een eiser van Burundese nationaliteit. De eiser had op 1 november 2019 een aanvraag ingediend voor een identiteitsbewijs, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Het bezwaar dat de eiser tegen deze afwijzing indiende, werd door de staatssecretaris op 16 december 2019 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De eiser stelde beroep in tegen deze beslissing.

De rechtbank oordeelde dat het bezwaar niet tijdig was ingediend, aangezien de eiser pas op 3 december 2019 kenbaar maakte bezwaar te maken tegen het besluit van 1 november 2019, terwijl de bezwaartermijn van vier weken was verstreken. De rechtbank concludeerde dat er geen grond was voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. De eiser had zich weliswaar tijdig tot Vluchtelingenwerk (VWN) gewend, maar dit maakte niet dat hij tijdig bezwaar had ingesteld bij de staatssecretaris. De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding voor rekening en risico van de eiser diende te blijven, ook al betrof het slechts een dag.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de eiser vrijgesteld moest worden van de verplichting tot het betalen van griffierechten, omdat hij had aangetoond in een situatie van betalingsonmacht te verkeren. De rechtbank deed uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/305
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 29 juni 2020 in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] , van Burudese nationaliteit,
V-nummer: [#]
eiser,
(gemachtigde: mr. W. Volkers, advocaat te Groningen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 november 2019 heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een identiteitsbewijs type W of W2 afgewezen.
Bij besluit van 16 december 2019 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 19 mei 2020 een verweerschrift ingediend. Hierop heeft eiser bij brief van 29 mei 2020 gereageerd.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
Eiser heeft verzocht om vrijstelling van de griffierechten. Hij heeft zijn verzoek onderbouwd met een verklaring van afwezigheid van inkomen en vermogen. Mede gelet op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 februari 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:282). is de rechtbank van oordeel dat het beroep op betalingsonmacht moet worden gehonoreerd, zodat eiser vrijgesteld is van de verplichting tot het betalen van griffierecht.
Verweerder heeft in het bestreden besluit het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar niet tijdig is ingediend en verweerder de termijnoverschrijding niet verschoonbaar heeft geacht.
Eiser voert aan dat de het overschrijden van de bezwaartermijn verschoonbaar is, zoals bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. Eiser is met het besluit van 1 november 2019 naar Vluchtelingenwerk (VWN) gegaan. Daar kreeg hij te horen dat hij het besluit aan zijn advocaat kon laten zien op de bespreking van 3 december 2019. Hij heeft hiermee zijn best gedaan om tijdig te ageren op het besluit en heeft vertrouwd op het advies van VWN die in het asielzoekerscentrum aanwezig zijn om te helpen met hun post. Eiser benadrukt dat hij geen kennis heeft van de werking van besluiten en dat hij tijdig contact heeft gezocht met VWN. Het bezwaarschrift is door eisers handelwijze slechts 1 dag te laat.
5. Nu eiser eerst op 3 december 2019 aan verweerder kenbaar heeft gemaakt dat hij bewaar maakt tegen het besluit van 1 november 2019 is dat bezwaar, gelet op de bezwaartermijn van vier weken die is bepaald in artikel 69, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, niet tijdig ingediend.
6. De rechtbank ziet in de hiervoor aangevoerde reden geen grond voor het oordeel dat het overschrijden van de bezwaartermijn verschoonbaar is. Het feit dat eiser zich tijdig tot VWN heeft gewend, maakt niet dat hij daarmee tijdig bezwaar heeft ingesteld bij verweerder. Evenmin maakt dat daarmee het overschrijden van de bezwaartermijn verschoonbaar is. De termijnoverschrijding dient dan ook voor rekening en risico van eiser te blijven. Dat de termijnoverschrijding slechts een dag betreft maakt voorgaand oordeel niet anders.
5. Het beroep is kennelijk ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Belhaj, griffier. De beslissing is gedaan op 29 juni 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel