ECLI:NL:RBDHA:2020:5864
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juni 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 6 maart 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1992, die lijdt aan ernstige psychische stoornissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet bereid was om zich te laten horen en dat er geen contact met hem kon worden gelegd. De advocaat van de betrokkene heeft gepleit voor afwijzing van het verzoek, omdat de medische verklaringen niet voldeden aan de eisen van onafhankelijkheid en actualiteit. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de medische verklaringen, hoewel niet ideaal, voldoende waren om de zorgmachtiging te verlenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan neurobiologische ontwikkelingsstoornissen en andere psychotische stoornissen, wat leidt tot ernstig nadeel. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De zorgmachtiging is verleend voor de duur tot en met 11 september 2020, met de mogelijkheid tot het treffen van verschillende zorgmaatregelen, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid.