Op 22 juni 2020 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1980 in Suriname. De officier van justitie had op 18 juni 2020 een verzoek ingediend tot voortzetting van de crisismaatregel, die eerder op 17 juni 2020 was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet bereid was zich te laten horen tijdens de zitting, die telefonisch plaatsvond vanwege de COVID-19 maatregelen. De advocaat van de betrokkene heeft betoogd dat er niet voldaan is aan de criteria voor de crisismaatregel en dat de opname als zwaar overtrokken wordt ervaren. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing, en dat de betrokkene zich onttrok aan de zorg. De rechtbank heeft de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend, met een geldigheidsduur van drie weken, en heeft de verzoeken van de advocaat afgewezen. De beschikking is op 29 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en tegen deze beschikking staat cassatie open.