ECLI:NL:RBDHA:2020:5804

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
29 juni 2020
Zaaknummer
NL20.4672
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Salvadoraanse eiser op grond van ongeloofwaardige verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2020 uitspraak gedaan in het beroep van een Salvadoraanse eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De eiser, geboren in 1988, had op 5 juni 2019 asiel aangevraagd, waarbij hij stelde dat hij bedreigd was door leden van een bende in El Salvador. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de verklaringen van de eiser over de bedreigingen als ongeloofwaardig werden beschouwd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de eiser inconsistent en tegenstrijdig had verklaard over de details van de bedreigingen en de omstandigheden rondom het incident. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op meerdere punten niet eenduidig was in zijn verklaringen, wat de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas ondermijnde. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd dat zijn aangifte bij de politie in El Salvador zou leiden tot gevaar voor hem bij terugkeer. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de aanvraag van de eiser niet kon worden ingewilligd. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, en is bekendgemaakt op 19 juni 2020.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.4672
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer] ,

(gemachtigde: mr. F.J.E. Hogewind) en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder (gemachtigde: M.J. Hofstra)

Procesverloop

Bij besluit van 12 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Eiser heeft verder de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening treffen. Dit verzoek staat geregistreerd onder zaaknummer NL20.9273
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft met toestemming van partijen het onderzoek ter zitting op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1988 en heeft de Salvadoraanse nationaliteit. Eiser heeft op 5 juni 2019 gevraagd om een asielvergunning en heeft daaraan te grondslag gelegd dat hij op 28 mei 2019 een confrontatie heeft gehad met twee bendeleden van de bende [..] .
Eiser is bedreigd met een wapen en heeft daarvan aangifte gedaan. Eiser vreest vanwege die aangifte voor de bendes [..] en [....] . Eiser stelt dat de beide bendes hem zien als iemand met twee gezichten (‘doble cara’), die informatie van de ene bende aan de andere bende doorgeeft. Eiser vreest dat hij zal worden vermoord door deze bendes.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: 1.° Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2.° Bedreiging door bendeleden.
3. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De verklaringen van eiser over het incident waarbij twee bendeleden hem met de dood bedreigden, acht verweerder ongeloofwaardig. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, onder e, van de Vw omdat eisers verklaringen kennelijk inconsequent en tegenstrijdig zijn.
4. Eiser heeft – samengevat – aangevoerd dat verweerder hem ten onrechte heeft tegengeworpen dat hij wisselend, tegenstrijdig en onvoldoende concreet heeft verklaard. Verweerder heeft zijn asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig geacht, aldus eiser.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers asielrelaas niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot dat oordeel is gekomen.
5.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser heeft mogen tegenwerpen dat hij op meerdere punten tegenstrijdig heeft verklaard over het incident waarbij hij werd bedreigd door twee bendeleden. Eiser heeft twee verschillende verklaringen afgelegd over wat er precies is gezegd door de bendeleden en uit de overgelegde aangifte blijkt weer iets anders. Eisers stelling dat dit slechts een verwaarloosbaar detail is, heeft verweerder niet hoeven volgen.
5.2
Verweerder heeft eiser ook mogen tegenwerpen dat hij niet consistent en eenduidig heeft verklaard over hoe hij op de bewuste dag -28 mei 2019- van het restaurant waar hij werkte naar de plek van het incident is gegaan. Eiser heeft tijdens het vrije relaas (pagina 6 van het nader gehoor; NG) verklaard dat hij met de bus is gegaan. Op pagina 13, vierde alinea, van het NG heeft eiser vervolgens als antwoord op een vraag van verweerder verklaard dat hij die dag helemaal lopend naar de plek van het incident is gegaan. Daarna heeft eiser verklaard (pagina 14 NG) dat dat hij het eerste stuk met de bus heeft afgelegd. Eisers stelling dat deze tegenstrijdigheid voortkomt uit het niet begrijpen van de vragen van de gehoormedewerker, volgt de rechtbank niet nu dit niet is onderbouwd.
Tijdens het NG heeft verweerder meerdere keren dezelfde vraag gesteld en het antwoord bij eiser geverifieerd. Eiser heeft verschillende antwoorden gegeven en uit die antwoorden blijkt niet dat eiser de vraagstelling niet heeft begrepen. Daarbij heeft eiser aan het einde van het NG verklaard dat hij alles goed heeft begrepen. Tot slot had eiser met het indienen van de correcties en aanvullingen de mogelijkheid om onduidelijkheid over de vraagstelling kenbaar te maken, dan wel de verwarring op te helderen. Met de enkele aanvullende opmerking in de correcties en aanvullingen over alinea 3 van pagina 3 van het NG heeft eiser dat niet gedaan.
5.3
Verweerder heeft voorts niet ten onrechte overwogen dat eiser tegenstrijdig en vaag heeft verklaard over welke bende hem heeft bedreigd. Tegenover de politie in El Salvador heeft eiser verklaard dat de mannen van de [..] waren. Verweerder heeft daarbij van belang geacht dat niet valt in te zien dat eiser op grond van het cijfer ‘4’ op de kleding van (een van) de gewapende mannen de conclusie zou trekken dat het hier leden van de bende [..] zou betreffen. Het is aan eiser om zijn asielrelaas aannemelijk te maken en zijn stellingen te onderbouwen. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser daar niet in is geslaagd.
5.4
Tot slot heeft verweerder ook mogen tegenwerpen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard
over zijn motor. Tijdens het NG (pagina 6) heeft eiser verklaard dat hij op
de bewuste dag van het incident op 28 mei 2019 zijn motor niet bij zich had en
daarom met de bus was gegaan. Echter, op dag twee van het NG heeft eiser verklaard dat hij de motor op 6 of 9 februari 2019 al had verkocht. Eisers stelling dat het ging om een geleende motor die hij vaak gebruikte en daarom ‘zijn’ motor noemde, heeft verweerder onvoldoende mogen vinden om de tegenstrijdigheid weg te nemen. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat van eiser mag worden verwacht dat hij eenduidig weet te verklaren waar het gaat om zijn motor en de motor die hij heeft verkocht en de motor die hij zou hebben gebruikt of geleend. De stelling in beroep dat eiser niet van die nuances is in zijn taalgebruik, maakt het voorgaande niet anders.
6. Eiser heeft aangevoerd dat nu algemeen bekend is dat de politie informatie aan bendeleden doorspeelt er een gerede kans bestaat dat zijn aangifte bij de bendeleden terecht komt met alle gevolgen van dien.
7. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt. Anders dan eiser kennelijk meent, heeft verweerder niet erkend dat algemeen bekend is dat de politie in El Salvador informatie doorspeelt aan bendeleden. Uit het voornemen en het besluit, in hun onderlinge verband en samenhang bezien, volgt namelijk dat in de visie van verweerder de politie in El Salvador zich inzet om corruptie te bestrijden en dus niet zonder meer corrupt is. Het enkele feit dat eiser aangifte heeft gedaan, is dus niet voldoende voor de conclusie dat eiser bij terugkeer te vrezen heeft voor bendegeweld vanwege de aangifte.
Verweerder heeft van eiser mogen verlangen dat hij aannemelijk maakte dat hij in zijn specifieke geval te vrezen heeft voor corruptie bij de politie, in die zin dat zijn aangifte is of zou worden doorgespeeld aan de bendeleden tegen wie hij aangifte heeft gedaan.
Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat eiser daarin niet is geslaagd. De enkele stelling dat er een gerede kans bestaat dat zijn aangifte is doorgespeeld aan de desbetreffende bendeleden, is daartoe onvoldoende.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. A.G.C. Bulten griffier
.Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
19 juni 2020

Documentcode: DSR11936427

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen één week na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.