Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Voorts blijkt uit het proces-verbaal staandehouding dat aan eiser mededelingen zijn gedaan door de verbalisant met gebruikmaking van een Poolse tolk en dat eiser op dat moment niet is gehoord. Het horen van eiser is immers in een apart proces-verbaal opgenomen. Dat daarmee sprake zou zijn van een innerlijke tegenstrijdigheid in het proces-verbaal, nog los van de vraag of dit ertoe moet leiden dat de maatregel van bewaring daardoor onrechtmatig zou zijn, wordt daarom evenmin gevolgd. De beroepsgrond faalt.
publiceren van dit besluit in de Staatscourant. Eiser verwijst naar het arrest Samba Diouf van het Hof van 28 juli 2011 (C-69/10). Daarbij komt dat als een beroep tegen de verblijfsbeëindiging onder de rechter is, niet in rechte vast dat er geen rechtmatig verblijf meer is.
erland onmiddellijk dient te verlaten - niet aan hem is uitgereikt. In het besluit is voorts ten onrechte opgenomen dat eiser niet beschikt over voldoende middelen van bestaan. Uit artikel 14, derde lid, van de Richtlijn 2004/38 volgt dat een beroep van de Unieburger op het sociale bijstandsstelsel van het gastland niet automatisch tot een verwijderingsmaatregel leidt. Ook is niet aangetoond dat eiser een beroep doet op het sociale bijstandsstelsel. Verder is ten onrechte tegengeworpen dat eiser niet voldoet aan een administratieve verplichting. Uit het arrest Salah Oulane van het Hof van 17 februari 2005 (zaak C-215/03) volgt dat, indien de vreemdeling geen geldig paspoort of identiteitskaart overlegt, maar hij zijn nationaliteit ondubbelzinnig kan aantonen met andere middelen de lidstaat zijn verblijfsrecht niet mag betwisten op de enkel grond dat hij die documenten niet heeft overlegd.
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3h. tot ongewenst vreemdeling is verklaard als bedoeld in artikel 67 van de Wet of tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Wet;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.