ECLI:NL:RBDHA:2020:5765

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juni 2020
Publicatiedatum
25 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3305
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van zorgverlening en persoonsgebonden budget

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 juni 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die bezwaar had gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk. Het primaire besluit, genomen op 1 april 2020, betrof de toekenning van een maatwerkvoorziening in de vorm van zorg in natura op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Verzoekster stelde dat haar zoon, die zorg verleent, deze zorg niet meer kan bieden zonder een persoonsgebonden budget (pgb). Ze voerde aan dat zorg in natura voor haar niet haalbaar is, omdat ze moeite heeft met het opbouwen van een vertrouwensband met externe zorgverleners en bang is voor besmetting met het coronavirus.

De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. Hij stelde vast dat verzoekster niet in een levensbedreigende situatie verkeert, aangezien haar zoon nog steeds zorg verleent, ondanks het ontbreken van een pgb. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was dat een onmiddellijke beslissing vereiste, en dat verzoekster gebruik kan maken van de zorg in natura die haar is aangeboden. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is gepubliceerd op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/3305
uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 juni 2020 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. H. Polat),
tegen

het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk, verweerder

(gemachtigde: V.M.M. Albers).

Procesverloop

Bij besluit van 1 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder verzoekster een maatwerkvoorziening ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) toegekend in de vorm van zorg in natura.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2020. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, alsmede door [echtgenoot] (echtgenoot). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
3. Verzoekster heeft over het gestelde spoedeisend belang aangevoerd dat haar zoon de zorg die hij nu verleent niet meer kan verlenen als verweerder geen persoonsgebonden budget (pgb) toekent. Zorg in natura is een lege huls omdat verzoekster moeite heeft met het opbouwen van een vertrouwensband met (meerdere) externe zorgverleners. Ook is zij bang om door de externe hulpverleners te worden besmet met corona.
4.1
De voorzieningenrechter ziet in hetgeen verzoekster heeft aangevoerd geen zodanig spoedeisend belang dat de beslissing in de bezwaarprocedure niet kan worden afgewacht en overweegt daartoe het volgende. Bij bestreden besluit heeft verweerder een indicatie voor zorg in nature afgegeven voor hulp bij sociaal en persoonlijk functioneren trede 2, financiën trede 4 en ondersteuning en regie in het huishouden trede 2. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat verzoekster contact kan opnemen met haar Wmo-consulente, teneinde een passende zorgverlener in te schakelen. Dat verzoekster om haar moverende redenen aanleiding heeft gezien om geen gebruik te maken van dat aanbod, kan niet tot een spoedeisend belang leiden.
4.2
Daarnaast is gebleken dat verzoekster niet verstoken is van hulp, omdat haar zoon ondanks het feit dat verweerder geen pgb heeft verleend, alsnog zorg aan verzoekster verleend. Van een levensbedreigende en onomkeerbare situatie is derhalve geen sprake.
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Kraan, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 26 juni 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.