ECLI:NL:RBDHA:2020:5765
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- M. Munsterman
- S.M. Kraan
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van zorgverlening en persoonsgebonden budget
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 juni 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die bezwaar had gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk. Het primaire besluit, genomen op 1 april 2020, betrof de toekenning van een maatwerkvoorziening in de vorm van zorg in natura op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Verzoekster stelde dat haar zoon, die zorg verleent, deze zorg niet meer kan bieden zonder een persoonsgebonden budget (pgb). Ze voerde aan dat zorg in natura voor haar niet haalbaar is, omdat ze moeite heeft met het opbouwen van een vertrouwensband met externe zorgverleners en bang is voor besmetting met het coronavirus.
De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. Hij stelde vast dat verzoekster niet in een levensbedreigende situatie verkeert, aangezien haar zoon nog steeds zorg verleent, ondanks het ontbreken van een pgb. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was dat een onmiddellijke beslissing vereiste, en dat verzoekster gebruik kan maken van de zorg in natura die haar is aangeboden. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is gepubliceerd op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.