ECLI:NL:RBDHA:2020:5740
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk na uitspraak op beroep in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 juni 2020 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling, aangeduid als verzoeker met V-nummer [V-nummer]. De verzoeker had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument op basis van de Vreemdelingenwet 2000, welke aanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Na de afwijzing van zijn aanvraag op 5 maart 2019 en de ongegrondverklaring van zijn bezwaar op 5 september 2019, heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat er op het beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er beroep is ingesteld. Echter, in dit geval was er een connexiteitsvereiste dat niet meer werd voldaan, omdat de rechtbank op dezelfde dag het beroep in een andere procedure (zaaknummer AWB 19/7453) ongegrond had verklaard. Hierdoor was het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, in aanwezigheid van griffier mr. I.N. Powell. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze later alsnog worden gepubliceerd op de website van de rechtspraak.