ECLI:NL:RBDHA:2020:5714

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
24 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3562
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake aanlijn- en muilkorfgebod voor hond

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker, eigenaar van een Mechelse herder. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat hem op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) een kort aanlijn- en muilkorfgebod had opgelegd voor zijn hond. Dit besluit volgde op eerdere meldingen van incidenten waarbij de hond betrokken was.

De verzoeker stelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, omdat de procedure langer duurde dan verwacht en zijn hond behoefte had aan beweging en sociale contacten. Hij gaf aan dat hij nu naar buurgemeenten moest gaan om zijn hond uit te laten, wat tijd kostte. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van een spoedeisende situatie die het treffen van een voorlopige voorziening noodzakelijk maakte. De rechter stelde vast dat de verzoeker zelf had gekozen om de hond niet aan de regels te onderwerpen en dat de aangevoerde redenen niet onderbouwd waren.

Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en de voorzieningenrechter besloot om zonder zitting uitspraak te doen, aangezien het verzoek kennelijk ongegrond was. De uitspraak werd gedaan door mr. J.L.E. Bakels, in aanwezigheid van griffier mr. A. Badermann. Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/3562
uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 juni 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening van

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

tegen

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 3 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan verzoeker op grond van artikel 2:59 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) met onmiddellijke ingang een kort aanlijn- en muilkorfgebod opgelegd voor zijn hond [Mechelse herder] .
Bij besluit van 16 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Artikel 8:83, derde lid, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
2 Verzoeker is eigenaar van [Mechelse herder] , een Mechelse herder (hierna: hond [Mechelse herder] ).
De politie heeft verweerder op 3 september 2019 voorgesteld aan verzoeker een aanlijngebod op te leggen voor hond [Mechelse herder] . Daarbij verwijst de politie naar de melding van 27 augustus 2019, dat hond [Mechelse herder] op 22 augustus 2019 een hond ernstig gebeten heeft. Na onderzoek in het politie-processen systeem bleek dat er eerder drie maal melding gemaakt was van het loslopen van [Mechelse herder] .
Verweerder heeft op basis van de informatie van de politie het primaire besluit genomen.
3 Verzoeker heeft desgevraagd ten aanzien van het spoedeisend belang aangevoerd dat de procedure veel langer duurt dan voorzien. Hond [Mechelse herder] heeft behoefte aan veel beweging en sociale contacten met andere honden. Door de beperking van het aanlijn- en muilkorf gebod gaat verzoeker nu naar buurgemeenten om hond [Mechelse herder] uit te laten. Dit kost verzoeker tijd en die is kostbaar. Spoed is gewenst omdat verzoeker nog veel te doen heeft in dit leven. Daarnaast wenst verzoeker niet beperkt te worden door kwaadsprekerij van burgers en slecht bestuur van verweerder.
4 De voorzieningenrechter is van oordeel dat de aangevoerde omstandigheden niet tot de conclusie kunnen leiden dat sprake is van een spoedeisende situatie die het treffen van een voorlopige voorziening noodzakelijk maakt. Niet gebleken is dat hond [Mechelse herder] de vereiste beweging en sociale contacten met andere honden niet kan krijgen mét inachtneming van het aanlijn- en muilkorfgebod. Verzoekers keuze om hond [Mechelse herder] niet te onderwerpen aan het aanlijn- en muilkorfgebod door hem uit te laten in buurgemeenten, is een eigen keuze van verzoeker. Ook de omstandigheden dat verzoeker niet beperkt wenst te worden door kwaadsprekerij en dat verzoekers tijd kostbaar is leveren geen spoedeisend belang op. Verzoeker heeft hiermee immers niet onderbouwd waarom de behandeling van het beroep niet afgewacht kan worden.
5 Gelet hierop acht de voorzieningenrechter het verzoek niet spoedeisend. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond, zodat de voorzieningenrechter, gelet op artikel 8:83, derde lid, van de Awb, uitspraak kan doen zonder zitting.
6 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.E. Bakels, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Badermann, griffier, op 19 juni 2020.
Als gevolg van de maatregelen rondom het Corona virus is deze beslissing niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.