ECLI:NL:RBDHA:2020:5711

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2020
Publicatiedatum
24 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3130
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak

Op 24 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening, ingediend door een verzoeker met V-nummer [V-nummer], vertegenwoordigd door mr. F. Jansen. Het verzoek was gericht tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er onverwijlde spoed is, gelet op de betrokken belangen. Echter, in dit geval was er al een eerdere uitspraak van de rechtbank op 10 juni 2020, waarin het beroep van de verzoeker ongegrond was verklaard. Hierdoor was er geen mogelijkheid meer voor een beroep bij de rechtbank, wat leidde tot de conclusie dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk ongegrond was.

De voorzieningenrechter heeft besloten om het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen, zonder dat partijen werden uitgenodigd voor een zitting. Dit gebeurde op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Awb, dat de voorzieningenrechter toestaat om zonder zitting uitspraak te doen als het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is. De voorzieningenrechter heeft ook vastgesteld dat er geen omstandigheden waren die aanleiding gaven om een van de partijen in de proceskosten te veroordelen.

De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, in aanwezigheid van griffier mr. L. Heekelaar. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/3130
uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 juni 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening van

[verzoeker] , verzoeker, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde mr. F. Jansen),
tegen

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Overwegingen

Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Artikel 8:83, derde lid, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
Bij uitspraak van 10 juni 2020, zaaknummer AWB 19/7845, heeft de rechtbank het beroep van verzoeker ongegrond verklaard.
Op grond van het in artikel 8:81 van de Awb neergelegde systeem van connexiteit van het verzoek om voorlopige voorziening en de daaraan ten gronde liggende bodemprocedure, is de voorzieningenrechter, nu er geen beroep op de rechtbank (meer) is aan te wijzen, van oordeel dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk ongegrond is.
Het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Awb komt mitsdien niet voor inwilliging in aanmerking.
Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de proceskosten van de andere partij, is de voorzieningenrechter niet gebleken.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 24 juni 2020 door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Heekelaar, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld