In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juni 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen om aan eiseres een uitkering ingevolge de Ziektewet toe te kennen. Eiseres, die zich per 11 januari 2016 ziekmeldde vanwege borstkanker, had eerder een WIA-uitkering aangevraagd die was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres per 26 september 2018 geschikt werd geacht voor haar maatgevende arbeid, ondanks haar lichamelijke en psychische klachten. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling door de verzekeringsartsen zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de rapportages. Eiseres had aangevoerd dat de primaire verzekeringsarts onzorgvuldig had gehandeld door geen medische informatie op te vragen bij de behandelend sector, maar de rechtbank oordeelde dat het aan eiseres zelf was om relevante informatie aan te leveren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de weigering van de uitkering terecht was.