ECLI:NL:RBDHA:2020:5668
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juni 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 15 mei 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1975, die op dat moment feitelijk verbleef in een accommodatie. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek telefonisch gehouden, vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen in verband met het coronavirus. De betrokkene heeft verweer gevoerd tegen de zorgmachtiging, stellende dat haar problematiek niet van psychiatrische aard is en dat zij openstaat voor ambulante hulp. De arts heeft echter verklaard dat er na een periode van klinische behandeling en medicatie veel vooruitgang is geboekt, maar dat er risico's zijn verbonden aan vrijwillige zorg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een ongespecificeerde schizospectrum- en andere psychotische stoornissen, wat leidt tot ernstig nadeel voor haar geestelijke en fysieke gezondheid. De rechtbank oordeelt dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank verleent de zorgmachtiging, die geldig is tot en met 26 november 2020, en wijst het meer of anders verzochte af. De beschikking is gegeven door rechter H.M. Boone, bijgestaan door griffier B.M. van Leeuwen, en is uitgesproken ter openbare zitting.