ECLI:NL:RBDHA:2020:5665

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juni 2020
Publicatiedatum
23 juni 2020
Zaaknummer
C/09/593684 / FA RK 20-3439
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 5 juni 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel, zoals bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 2 juni 2020 een verzoek ingediend om de op 29 mei 2020 opgelegde crisismaatregel voort te zetten. De mondelinge behandeling vond plaats op 5 juni 2020, waarbij de rechtbank, vanwege de coronamaatregelen, de betrokkenen telefonisch heeft gehoord. De advocaat van de betrokkene voerde aan dat er geen sprake was van een ernstig en onmiddellijk dreigend nadeel dat verplichte zorg rechtvaardigde. De betrokkene, die weduwnaar is en met verschillende problemen kampt, had zich vrijwillig gemeld om zijn detentie uit te zitten. De advocaat stelde dat er geen concrete aanwijzingen waren voor suïcidaliteit, ondanks het vermoeden van een depressieve stemmingsstoornis.

De rechtbank heeft de overgelegde stukken en de verklaringen ter zitting in overweging genomen. Hoewel er aanwijzingen waren voor een depressieve stemmingsstoornis, oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was voor een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel in de vorm van levensgevaar door suïcidaliteit. De rechtbank concludeerde dat er geen concrete feiten waren die een dreigende suïcide onderbouwden en dat de medische verklaring onvoldoende aanknopingspunten bood voor een gedwongen opname. Daarom werd het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen.

De beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/593684 / FA RK 20-3439
Datum beschikking: 05 juni 2020

Afwijzing verzoek machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel

Beschikkingnaar aanleiding van het op 02 juni 2020 door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de man] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1970, te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats]
advocaat: mr. W. Vahl te Barneveld.

Procesverloop

Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 02 juni 2020, heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 29 mei 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Alphen aan den Rijn tot het nemen van de crisismaatregel van 29 mei 2020;
  • een op 29 mei 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie,
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 05 juni 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene;
- de advocaat;
- de [arts] ,
- de [psychiatrisch verpleegkundige] .
De officier van justitie heeft in het verzoekschrift aangekondigd niet ter zitting te zullen verschijnen. Omdat de rechtbank van oordeel is dat het verzoek geen nadere motivering of toelichting behoeft, heeft de rechtbank de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Standpunten ter zitting

In verweer op het verzoek heeft de advocaat voor betrokkene betoogd dat er geen sprake is van een ernstig en onmiddellijk dreigend nadeel dat tot de inzet van verplichte zorg noopt.
De betrokkene wilde – na een periode van detentie – zijn leven weer op de rails zetten, maar daar stond een nog openstaande detentiestraf aan in de weg. Hij heeft zich vervolgens vrijwillig gemeld om zijn straf uit te zitten. Kort na zijn komst in de gevangenis werd het regime zeer zwaar als gevolg van de Coronamaatregelen. Betrokkene zat 23 uur per dag op cel. Betrokkene heeft veel meegemaakt en leeft met een groot verlies. Hij is weduwnaar en zijn kinderen wonen niet meer bij hem. De hulpbehoefte van de betrokkene gaat uit naar de praktische problemen. Hij wil huisvesting, werk en contact met zijn kinderen. Zijn weg heeft hij nog niet gevonden. Dat maakt hem somber maar er zijn geen concrete aanwijzingen dat betrokkene zich van het leven wil beroven. Het vermoeden echter dat de betrokkene een depressieve stemmingsstoornis heeft met risico op suïcide, is onvoldoende onderbouwd, zodat het onderhavige verzoek moet worden afgewezen.
Van de zijde van de accommodatie is ter zitting naar voren gebracht dat het vermoeden dat de betrokkene een depressieve stemmingsstoornis met gedachtes aan suïcide heeft, actueel is. De mate van suïcidaliteit is moeilijk in te schatten omdat het niet lukt om daarover in gesprek te komen. De betrokkene lijkt zijn leven als uitzichtloos te ervaren en laat zich ook uit in die zin, maar is hierin moeilijk invoelbaar. Nu betrokkene ggz-hulp stellig van de hand wijst, zijn er grote zorgen over wat er kan gebeuren en hoe het de betrokkene zal vergaan, als hij nu naar huis gaat.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat het vermoeden bestaat dat betrokkene een depressieve stemmingsstoornis heeft, naast de neurobiologische ontwikkelingsstoornissen en persoonlijkheidsproblematiek, waar betrokkene mee bekend is.
De rechtbank komt evenwel tot een afwijzing van het verzoek omdat er naar haar oordeel voor het bestaan van een uit de psychiatrische problematiek voortvloeiend onmiddellijk dreigend ernstig nadeel in de vorm van levensgevaar door suïcidaliteit onvoldoende aanknopingspunten zijn. Er hebben zich in het verleden immers geen concrete feiten voorgedaan die een dreigende suïcide voldoende onderbouwen. De overgelegde politiemutaties vermelden op dit punt niets. De medische verklaring vermeldt dat het risico op suïcide niet goed is in te schatten, wat de arts ter zitting beaamt. De verpleegkundige ervaart een ‘niet pluis gevoel’ na gesprekken met de betrokkene. Dit alles is evenwel onvoldoende om vast te stellen dat bij betrokkene sprake is van een reëel te veronderstellen suïcidewens die zodanig acuut dreigend is dat een gedwongen opname in een gesloten setting noodzakelijk is.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter, bijgestaan door mr. B.M. van Leeuwen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 05 juni 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 juni 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.