Op 23 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een bewoner van een woning in Den Haag, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester en wethouders van Den Haag, die een vergunning hadden verleend aan de derde partij, Silverstone Development B.V., voor het omzetten van een zelfstandige woning naar onzelfstandige woonruimte voor zes personen. Verzoekster betwistte de geschiktheid van de woning voor verkamering en stelde dat de vergunning ten onrechte was verleend, gezien de mogelijke geluidsoverlast en de toename van parkeerdruk in de omgeving. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er onvoldoende aanknopingspunten waren om te oordelen dat het primaire besluit in bezwaar niet in stand zou blijven. De rechter oordeelde dat het huidige beleid door verweerder juist was toegepast en dat verzoekster geen gronden had aangevoerd die betrekking hadden op de weigeringsgronden van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019. De voorzieningenrechter benadrukte dat de uitspraak een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor een eventueel bodemgeding. De beslissing werd niet op een openbare zitting uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal later alsnog openbaar worden gemaakt.