ECLI:NL:RBDHA:2020:5657
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete opgelegd aan gastouder wegens overtreding van de Wet kinderopvang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een gastouder, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres kreeg op 28 januari 2019 een bestuurlijke boete opgelegd van € 300,- wegens overtreding van de Wet kinderopvang (Wko). De overtreding betrof het niet inschrijven van een meerderjarige huisgenoot in het Personenregister Kinderopvang (PRK). Eiseres had haar dochter, die op 28 november 2018 niet ingeschreven stond, niet tijdig geregistreerd, wat in strijd is met de Wko. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de boete, maar dit werd ongegrond verklaard door verweerder.
De mondelinge behandeling vond plaats op 8 juni 2020, waarbij eiseres en de gemachtigden van verweerder via een Skypeverbinding gehoord werden vanwege de coronamaatregelen. Eiseres betoogde dat zij niet op de hoogte was van de nieuwe regelgeving die op 1 maart 2018 in werking trad, en dat het de verantwoordelijkheid van de gemeente was om haar hierover te informeren. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres, als exploitant van een gastouderopvang, zelf verantwoordelijk was om op de hoogte te zijn van de geldende regelgeving. De rechtbank concludeerde dat de boete terecht was opgelegd, aangezien eiseres niet voldeed aan de inschrijvingsplicht.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet op een openbare zitting gedaan, maar zal later alsnog gepubliceerd worden. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.