ECLI:NL:RBDHA:2020:5578

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
22 juni 2020
Zaaknummer
NL20.10164
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheidsbepaling onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, een Jemenitische nationaliteit hebbende persoon. Eiser heeft op 1 november 2019 in Nederland internationale bescherming aangevraagd, nadat hij op 28 oktober 2019 Spanje was binnengekomen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk wordt geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris zich op goede gronden heeft gebaseerd op de registratie van eisers vingerafdrukken in het Eurodac-systeem, waaruit blijkt dat eiser in Spanje een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Spanje geen asiel heeft willen aanvragen, maar enkel vingerafdrukken heeft gegeven. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het claimakkoord van Spanje, dat op 18 december 2019 is bevestigd, onomstotelijk vaststelt dat eiser in Spanje een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. De rechtbank heeft benadrukt dat de intentie van de vreemdeling niet bepalend is voor de vaststelling van het verantwoordelijke land onder de Dublinverordening.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser kennelijk ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Belhaj, griffier. De uitspraak is niet in het openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Eiser kan binnen zes weken na bekendmaking verzet aantekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.10164

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. A. Akhiat),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Jemenitische nationaliteit te hebben. Op 28 oktober 2019 is eiser Spanje ingereisd. Hij heeft op 1 november 2019 in Nederland gevraagd om internationale bescherming.
3. Verweerder heeft Spanje op 6 december 2019 gevraagd eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Verordening EU nr. 604/2013 (de Dublinverordening). Spanje heeft daarop op 18 december 2019 bevestigd eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening (hierna: het claimakkoord).
4. Verweerder heeft de aanvraag niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk wordt geacht voor behandeling daarvan.
5. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Spanje geen asiel heeft willen vragen maar dat hij daar enkel vingerafdrukken heeft gegeven. Het claimakkoord van Spanje is geen bewijs dat hij in Spanje asiel heeft aangevraagd. Het was steeds zijn doel om in Nederland asiel aan te vragen.
5.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat op 1 november 2019 eisers vingerafdrukken naar Eurodac zijn gezonden. Deze invoer van vingerafdrukken vindt plaats op grond van de verplichtingen die de lidstaten op zich hebben genomen in het kader van de Verordening EU 603/2013 (Eurodacverordening). Uit Eurodac en Euvis is niet gebleken dat eiser in een andere lidstaat een verzoek tot internationale bescherming heeft ingediend, dan wel dat hij middels een visum, afgegeven door een andere lidstaat, het Dublin grondgebied is ingereisd. Aan de door eiser afgelegde verklaringen dat hij nooit in Spanje internationale bescherming heeft gevraagd wordt geen betekenis gehecht, nu door het claimakkoord van 18 december 2019 onomstotelijk vast is komen te staan dat eiser in Spanje een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend en de autoriteiten van Spanje zijn verzoek in behandeling zullen nemen. Eiser heeft gesteld altijd de intentie te hebben gehad om in Nederland internationale bescherming te vragen, waarbij Spanje slechts als doorreisland heeft gefungeerd. Het karakter van de Dublinverordening is echter onverenigbaar met de opvatting dat de intentie van de vreemdeling bepalend is voor de vaststelling van het voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming verantwoordelijke land. Derhalve blijft Spanje verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming van eiser.
5.2
De rechtbank oordeelt als volgt.
5.3
Op grond van vorengenoemde registratie heeft verweerder zich op goede gronden en voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat hij er vanuit mag gaan dat eiser in Spanje een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Dit gelet op de uniciteit van de controle en registratie in Eurodac. Deze registratie vindt plaats op grond van artikel 9 van de Eurodacverordening. De enkele stelling van eiser dat hij in Spanje nooit asiel heeft aangevraagd is zonder nadere onderbouwing onvoldoende om aan de betrouwbaarheid van de informatie in het Eurodac-systeem te twijfelen. Gelet op het claimakkoord is Spanje ook verantwoordelijk voor behandeling van eisers asielaanvraag.
Daarnaast heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het karakter van de Dublinverordening onverenigbaar is met de opvatting dat de intentie van de vreemdeling bepalend is voor de vaststelling van het land dat verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek.
6. Het beroep is kennelijk ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Belhaj, griffier.
Deze uitspraak is gedaan op:
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.