ECLI:NL:RBDHA:2020:5551

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2020
Publicatiedatum
22 juni 2020
Zaaknummer
NL2012057
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Conservatoire maatregel
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring in het kader van vreemdelingenrecht met betrekking tot tijdelijke belemmeringen door Corona

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2020 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring die op 21 februari 2020 aan eiser is opgelegd op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die stelt van [nationaliteit] te zijn, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregelen in verband met het Coronavirus als tijdelijke belemmeringen moeten worden beschouwd en dat er geen grond is om te oordelen dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld.

De rechtbank heeft eerder, op 8 mei 2020, de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring beoordeeld en vastgesteld dat deze tot dat moment rechtmatig was. De huidige beoordeling richt zich dan ook op de periode na 1 mei 2020. Eiser heeft aangevoerd dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is vanwege de sluiting van het luchtruim en de afwezigheid van presentaties door de [nationaliteit] autoriteiten. De rechtbank heeft deze beroepsgronden verworpen, verwijzend naar eerdere uitspraken en de omstandigheden van het moment, waaronder de beperkende maatregelen die door Nederland en andere landen zijn getroffen.

De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat de redelijke termijn van bewaring nog niet is verstreken. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Pirs, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit gebeuren zodra het weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.12057

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E. El Assrouti),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 21 februari 2020 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft op 15 juni 2020 bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft, het onderzoek gesloten en doet heden uitspraak.

Overwegingen

1. Eiser stelt van [nationaliteit] nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 8 mei 2020 (in de zaak NL20.9424) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, namelijk op 1 mei 2020, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is vanwege het
Coronavirus. De [nationaliteit] autoriteiten plannen geen presentaties in voor laissez-passer
(lp) aanvragen. Het luchtruim van Egypte is gesloten. Het is onduidelijk hoe lang dit zal
gaan duren.
4.1
Deze beroepsgronden zijn al bij de uitspraak van 8 mei 2020 betrokken en zijn onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 29 april 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1141) verworpen. De rechtbank ziet in het enkele tijdsverloop sinds 1 mei 2020 geen aanleiding om thans tot een ander oordeel te komen.
De beroepsgrond slaagt dus niet.
5. Eiser voert verder aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt aan zijn uitzetting. Verweerder heeft na de uitspraak van 8 mei 2020 slechts één vertrekgesprek gehouden en één keer schriftelijk gerappelleerd bij de [nationaliteit] autoriteiten. De redelijke termijn van bewaring is bijna verstreken. Nu er geen enkel respons komt vanuit de [nationaliteit] autoriteiten mag van verweerder dan ook een hoger niveau van voortvarend handelen worden verwacht.
5.1
De rechtbank volgt eiser hierin niet en overweegt daartoe het volgende. Uit de voortgangsgegevens van verweerder blijkt dat verweerder op 14 mei 2020 een vertrekgesprek met eiser heeft gehouden en heeft gerappelleerd bij de [nationaliteit] autoriteiten. Voorts heeft verweerder op 2 juni 2020 een telefonisch gesprek tussen eiser en de [nationaliteit] autoriteiten geregeld. Tijdens het gesprek is aan de orde gekomen dat eiser oude documenten heeft en dat hij zodra het mogelijk gepresenteerd dient te worden aan de [nationaliteit] autoriteiten voor verkrijging van een vervangend reisdocument. Onder de omstandigheden van dit moment, waarin sprake is van door Nederland en andere landen getroffen bewegingsvrijheid beperkende maatregelen in verband met de bestrijding van het coronavirus, zoals de sluiting van het luchtruim en de ambassades, is de rechtbank van oordeel dat de voormelde handelingen van verweerder sinds 1 mei 2020 niet leiden tot het oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gewerkt aan het vertrek van eiser. Nu voorts de redelijke termijn van bewaring nog niet is verstreken, is er nog geen grond voor het oordeel dat de voortduring van de oordeel dat maatregel onrechtmatig is.
Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Pirs, griffier.
De uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
Als gevolg van de maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken
op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt
deze uitspraak, voor zover nodig, in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.