Overwegingen
1. Eiseres bezit de Ugandese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum]. Eiseres, die in het bezit was van een Schengenvisum, is op 21 oktober 2018 via België Nederland ingereisd en heeft zich op 26 oktober 2018 aangemeld en haar asielaanvraag ingediend.
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd.
Zij heeft in Uganda problemen ondervonden vanwege haar homoseksuele gerichtheid. Eiseres is van de middelbare school gestuurd nadat zij samen met haar toenmalige vriendin [naam vriendin] onder de douche werd betrapt door de conciërge van de middelbare school. Enkele familieleden zijn in 2005 op de hoogte geraakt van haar homoseksuele gerichtheid en wilden haar doden. In 2010 kreeg zij een relatie met [naam vriendin] Familieleden raakten ook hiervan op de hoogte en dreigden haar te doden. In 2011 moest eiseres trouwen met [naam man] om te bewijzen dat zij geen lesbienne was. Uit die relatie is een zoon geboren. Gedurende de relatie met [naam man] heeft zij de relatie met [naam vriendin] voortgezet tot in 2015. Nadat deze relatie eindigde heeft eiseres [naam man] verlaten.
Begin 2016 is eiseres een relatie aangegaan met [naam vriendin] Een aantal collega’s van [naam vriendin] hebben haar en eiseres op 14 april 2018 betrapt terwijl zij gemeenschap hadden. Eiseres heeft via het raam kunnen ontsnappen. [naam vriendin] is volgens eiseres vastgehouden en meegenomen naar het politiebureau. Nadat eiseres van haar moeder had gehoord dat de politie langs was geweest, heeft eiseres een reisagent ingeschakeld om het land te kunnen verlaten. Op 20 september 2018 heeft zij getracht via de luchthaven van Entebbe uit te reizen. Zij is toen aangehouden op de luchthaven door de politie en heeft twee dagen in de cel doorgebracht. Nadien is eiseres legaal uitgereisd richting Rwanda. Daar vandaan is zij gevlogen naar België, na een tussenstop in Entebbe.
3. Ter onderbouwing van haar asielaanvraag heeft eiseres drie brieven overgelegd. Het betreft een handgeschreven brief van 3 maart 2018 van drie [familieleden] en een handgeschreven brief van 28 april 2018 namens de [naam dorp]. De derde brief van 6 juni 2019 is ondertekend door [leider groep] leider van Veilige Haven Utrecht, Prisma Groep, Queer Welfare & Bicultural GSA-project (hierna: Prisma).
4. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- de identiteit, nationaliteit en herkomst;
- de homoseksuele gerichtheid;
- de problemen als gevolg van de homoseksuele gerichtheid.
Volgens verweerder bestaat er geen twijfel over de nationaliteit, identiteit en herkomst van
eiseres. De homoseksuele gerichtheid en de problemen ten gevolge daarvan worden echter ongeloofwaardig geacht.
5. Verweerder heeft het asielrelaas van eiseres beoordeeld aan de hand van Werkinstructie 2018/9. Verweerder acht het ongeloofwaardig dat eiseres homoseksueel is, omdat eiseres over haar leven als homoseksueel oppervlakkig, algemeen, summier en onpersoonlijk heeft verklaard. Daarbij is zij blijven steken in algemene en oppervlakkige karakterschetsen van haar partners en heeft zij nauwelijks persoonlijke, gedetailleerde verklaringen gegeven omtrent haar liefdesrelaties met de drie vrouwen. De door eiseres geschetste gang van zaken bij de betrapping door de conciërge op de middelbare school draagt volgens verweerder bij aan de ongeloofwaardigheid van het relaas. Hetzelfde geldt voor de verklaringen over het incident van 14 april 2018 waarbij eiseres en [naam vriendin] door collega’s van [naam vriendin] werden betrapt.
Verweerder plaatst vraagtekens bij de gestelde bedreigingen door de familieleden na 2005, althans 2011. Verweerder trekt daarbij de waarde van de pas recent opgestelde brief van de familieleden in twijfel.
Verder heeft eiseres volgens verweerder tegenstrijdige verklaringen afgelegd over het bestaan van een (huwelijks)relatie met [naam man]
Ten slotte meent verweerder dat de legale uitreis van eiseres en haar verklaringen over de tussenlanding op Entebbe bijdragen aan de ongeloofwaardigheid van het asielrelaas. Daarbij wijst verweerder er nog op dat eiseres het visum voor Nederland frauduleus heeft verkregen en dat zij geen verschoonbare reden heeft gegeven voor het feit dat zij zich in Nederland niet onverwijld heeft gemeld voor het doen van een asielaanvraag.
Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vwin samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw.
6. Wat eiseres hiertegen in beroep heeft aangevoerd komt hierna aan de orde.
De rechtbank oordeelt als volgt.
7. In beroep herhaalt eiseres haar stelling dat de beoordeling van het relaas door verweerder blijk geeft van vooringenomenheid en stereotypering. Volgens eiseres sluiten ‘standaardantwoorden’ niet uit dat dat er toch sprake is van een persoonlijk verhaal en eigen ervaringen, nu zij een groot aantal verklaringen heeft afgelegd over haar gerichtheid. Eiseres heeft niet gespecificeerd op welk onderdeel van de beoordeling haar kritiek betrekking heeft. Los hiervan heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat van eiseres, als hoogopgeleide vrouw, mag worden verwacht dat zij concrete, gedetailleerde maar bovenal persoonlijke verklaringen aflegt over hoe zij haar geaardheid in Uganda heeft beleefd. Van belang is dat eiseres een authentiek verhaal vertelt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat hiervan geen sprake is omdat eiseres oppervlakkig, algemeen, summier en onpersoonlijk heeft verklaard.
De stelling dat verweerder meer gewicht moet toekennen aan verklaringen van derden uit objectieve bron onderschrijft de rechtbank in dit geval niet. Eiseres dient allereerst door middel van eigen verklaringen haar gestelde gerichtheid aannemelijk te maken. De verklaring van Prisma van 6 juni 2019, dat eiseres de bijeenkomsten regelmatig bezoekt, draagt hier niet aan bij, aangezien hiermee de ongeloofwaardigheid van de verklaringen niet wordt weerlegd en het bijwonen van genoemde bijeenkomst als zodanig geen bewijs levert van de gestelde gerichtheid.
Ter zitting heeft eiseres zich nog beroepen op twee uitspraken van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Amsterdam. Niet is gebleken echter dat dat het vergelijkbare gevallen betreft.
8. Volgens eiseres is het onbegrijpelijk dat verweerder niet lijkt te accepteren dat haar urenlange huilbuien - omdat zij zich anders voelde dan de andere meisjes op haar school - geen verband zouden houden met de ontdekking van haar geaardheid, althans dat deze ontdekking niet specifiek genoeg zou zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat eiseres over de periode tussen haar veertiende en zestienjarige leeftijd te algemeen heeft verklaard. Eiseres heeft in eerste instantie ontwijkend geantwoord op vragen van de gehoormedewerker wat er in die periode is gebeurd waardoor zij op haar zestiende zeker wist dat ze homoseksueel was. Vervolgens heeft eiseres alleen verklaard dat ze in de war was en dat ze huilbuien had, maar heeft ze geen verder inzicht gegeven in welk proces zij doormaakte en welke gevoelens dit bij haar opriep.
9. Eiseres bestrijdt dat haar verklaringen over het ontstaan van de relatie met [naam vriendin] te weinig diepgang vertonen. Dit is volgens eiseres een voorbeeld van vooringenomenheid van verweerder. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit echter niet ten onrechte gesteld dat de bewoordingen van eiseres over deze relatie te algemeen en oppervlakkig zijn, nu het gaat om haar ‘grote liefde’ met wie zij vijf jaar een relatie heeft gehad. Dat eiseres ten tijde van de relatie met [naam vriendin] nog jong was en dat het lang geleden is, neemt niet weg dat haar als volwassene is gevraagd hierover te verklaren.
10. Voor wat betreft de verklaringen over de betrapping met [naam vriendin] vindt eiseres dat verweerder er ten onrechte vanuit gaat dat pubers van zestien in staat zijn om risico's goed in te schatten, zeker als het gaat om intimiteit met degene op wie zij verliefd zijn. In reactie hierop heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiseres goed op de hoogte was van de risico’s die zij nam. Zij wist dat de conciërge regelmatig de badkamers controleerde en dat de deur van de douche niet op slot kon. Verweerder heeft deze risico’s derhalve terecht tegengeworpen.
11. Eiseres meent dat verweerder ten onrechte veronderstelt dat zij als overtuigd moslima een proces van zelfacceptatie moet hebben doorgemaakt en zij wijst erop dat verweerder geen enkele vraag heeft gesteld over de islam anders dan de vraag hoe zij is omgegaan met haar homoseksualiteit in relatie tot haar religie. De rechtbank volgt dit niet. Uit de verklaringen van eiseres blijkt immers dat haar moeder streng religieus is en denkt dat homoseksualiteit een zonde is. Daarnaast heeft eiseres verklaard dat ze in paniek raakte en angstig was omdat haar religie tegen homoseksualiteit is. Gelet hierop kon verweerder van eiseres verlangen dat zij uit eigen beweging meer verklaart over het denkproces dat zij heeft doorgemaakt waardoor zij tot de conclusie is gekomen dat zij haar homoseksualiteit kan verenigen met haar geloof. Van eiseres kan worden verlangd dat ze in haar eigen woorden verklaart welke gedachtes, dilemma’s en overwegingen zij heeft gehad in de acceptatie van haar geaardheid, zoals verweerder terecht heeft gesteld.
Uit haar verklaring dat God haar zo gemaakt heeft en zij dit niet kan veranderen blijkt hier niet van. Ook de verklaring dat het lang duurde voordat ze haar geaardheid kon accepteren, heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden, nu eiseres ook daar niet heeft verwoord hoe dat proces zich heeft voltrokken.
12. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.