ECLI:NL:RBDHA:2020:5508

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juni 2020
Publicatiedatum
18 juni 2020
Zaaknummer
C/09/556424 / HA ZA 18-780
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overheidsaansprakelijkheid en benoeming deskundige in schadestaatprocedure

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, betreft het een schadestaatprocedure tegen de Gemeente Zoeterwoude. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. F.P. van Galen, heeft de Gemeente aangeklaagd in verband met overheidsaansprakelijkheid. De rechtbank heeft op 17 juni 2020 een vonnis gewezen waarin een deskundige is benoemd om de schade te begroten. De deskundige, mr. J. Geleijns RT RM, is aangesteld om onderzoek te verrichten naar de waardestijging van een perceel zonder bouwbestemming in de periode van 1 juli 1997 tot 1 juli 2012. De rechtbank heeft de Gemeente opgedragen een voorschot van € 19.602, inclusief BTW, te storten voor de kosten van het deskundigenonderzoek. De rechtbank heeft ook de procedure uiteengezet, inclusief de verplichtingen van de partijen en de deskundige. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan totdat het deskundigenbericht is ingediend. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de rolrechter.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/556424 / HA ZA 18-780
Vonnis van 17 juni 2020
in de zaak van
[eiser], te [plaats] , [land] ,
eiser,
advocaat mr. F.P. van Galen te Leiden,
tegen
DE GEMEENTE ZOETERWOUDE, te Zoeterwoude,
gedaagde,
advocaat mr. J. van Weerden te Den Haag.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 april 2020;
- het e-mailbericht van mr. J. Geleijns RT RM van 25 mei 2020;
- de e-mailberichten van de rechtbank van 29 mei en 2 juni 2020;
- het e-mailbericht van mr. Van Galen van 5 juni 2020;
- het e-mailbericht van mr. J. van Weerden van 5 juni 2020.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In aansluiting op het tussenvonnis van 12 februari 2020 hebben partijen zich uitgelaten over de vragen die de rechtbank heeft voorgesteld en over de persoon van de deskundige. Partijen kunnen zich vinden in de door de rechtbank voorgestelde persoon van de deskundige, mr. J. Geleijns RT RM (hierna: Geleijns ), Algemeen directeur Stichting Adviesbureau Onroerende zaken. De rechtbank zal hem als deskundige benoemen.
2.2.
Geleijns heeft de rechtbank meegedeeld dat op een eventuele werkzaamheid van hem de "Algemene Voorwaarden voor dienstverlening van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken, Gevestigd te Rotterdam” (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing zijn. Na overleg met partijen aanvaardt de rechtbank dit voorbehoud voor zover het betreft de in de artikel 12 van de algemene voorwaarden opgenomen aansprakelijkheidsbeperking. De publiekrechtelijke aard van de rechtsverhouding tussen de rechtbank en een deskundige, zoals geregeld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, verzet zich tegen integrale toepassing van algemene voorwaarden. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat deze aansprakelijkheidsbeperking van toepassing is in de verhouding tussen de deskundige en partijen. Daarom heeft de rechtbank partijen op voorhand verzocht met deze beperking in te stemmen. Zij hebben in de onder 1.1 vermelde correspondentie te kennen gegeven de beperking te aanvaarden.
2.3.
Vervolgens komt de rechtbank toe aan de vaststelling van de aan Geleijns voor te leggen vragen. De rechtbank constateert met de Gemeente dat de voorgestelde vraag 3 correctie behoeft omdat deze een verschrijving bevat. Deze vraag wordt geherformuleerd zoals in het dictum is aangegeven. Daarnaast is onder de vragen 1 en 2 verduidelijkt dat het gaat om de waardestijging in de feitelijke en hypothetische situatie in de periode tussen 1 juli 1997 en 1 juli 2020. De rechtbank neemt de door [eiser] voorgestelde vragen (onder meer over de huurwaarde van het object) niet over, aangezien deze zijn gebaseerd op uitgangspunten die afwijken van de in het tussenvonnis van 12 februari 2020 gekozen uitgangspunten voor de schadebegroting.
2.4.
Met betrekking tot het voorschot voor de kosten van het deskundigenonderzoek wordt het volgende overwogen. Partijen kunnen zich vinden in de door Geleijns opgegeven voorschot van € 19.602, inclusief BTW. Hoofdregel is dat de eisende partij het voorschot dient te storten (artikel 195 Rv). In de omstandigheid dat de aansprakelijkheid van de Gemeente is gegeven en voorshands aannemelijk is dat de Gemeente althans enig bedrag aan schadevergoeding aan [eiser] dient te voldoen, ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat de Gemeente het voorschot dient te storten. Uiteindelijk zal bij definitieve beslissing over de vorderingen van [eiser] bepaald worden wie van partijen veroordeeld wordt in de kosten van de procedure, waaronder ook de kosten van het deskundigenbericht.
2.5.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige;
3.2.
benoemt tot deskundige:
mr. J. Geleijns RT RM ,
verbonden aan Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken,
Postbus [nummer],
[postcode+plaats],
tel. [telefoonnummer]
e-mail: [e-mailadres] ,
teneinde een onderzoek in te stellen en een schriftelijk en met redenen omkleed antwoord te geven op de volgende vragen:
1) Wat is de marktwaarde van het perceel zonder bouwbestemming in de huidige staat per 1 juli 2012 minus de marktwaarde van het perceel zonder bouwbestemming in de huidige staat per 1 juli 1997 (wat is de waardestijging in de feitelijke situatie)?
2) Wat zou de marktwaarde van het perceel met bouwbestemming en bebouwing, uitgaande van oplevering van bebouwing conform het bouwplan uit 1998 op 1 juli 1997, per 1 juli 2012 minus de marktwaarde van het perceel met bouwbestemming en bebouwing, uitgaande van oplevering van bebouwing conform het bouwplan uit 1998 op 1 juli 1997, per 1 juli 1997 zijn geweest (wat zou de waardestijging zijn geweest in de hypothetische situatie)?
3) Wat zijn de (ontwikkel)kosten van het perceel met bouwbestemming en bebouwing, uitgaande van oplevering van bebouwing conform het bouwplan uit 1998 op 1 juli 1997, per 1 juli 2012 minus de (ontwikkel)kosten van het perceel zonder bouwbestemming in de huidige staat per 1 juli 2012?
4) Wat is op basis van de beantwoording van de vragen 1) - 3) de schade van [eiser] bestaande uit vermogensverlies doordat de waardestijging tussen 1 juli 1997 en 1 juli 2012 niet is gerealiseerd (gemiste baten) en minder ontwikkelkosten zijn gemaakt (opkomend voordeel) als gevolg van het niet nakomen van de toezegging van de Gemeente in 1992?
5) Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang kunnen zijn?
3.3.
bepaalt dat de Gemeente een bedrag van € 19.602, inclusief BTW, als voorschot op de kosten van de deskundige dienen te deponeren. Hiertoe ontvangt de Gemeente separaat een factuur van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR);
3.4.
bepaalt dat de deskundige de rechtbank zal verzoeken om vaststelling van een nader voorschot indien en zodra hem in de loop van het onderzoek blijkt dat dit meer gaat kosten dan oorspronkelijk begroot;
3.5.
bepaalt dat het voorschot en in voorkomend geval het nadere voorschot binnen drie weken ontvangst van de factuur van het LDCR dienen te worden voldaan;
3.6.
bepaalt voorts dat indien de bedoelde voorschotten niet tijdig worden voldaan, de zaak wordt verwezen naar de rol voor conclusie wegens niet ontvangen deskundigenbericht;
3.7.
bepaalt dat de deskundige zijn werkzaamheden pas behoeven aan te vangen, nadat de griffier van deze rechtbank de deskundige zal hebben bevestigd dat het voormelde voorschot door het LDCR is ontvangen;
3.8.
bepaalt dat de advocaat van [eiser] binnen twee weken na de datum van dit vonnis een kopie van alle gedingstukken aan de rechtbank ter beschikking zal stellen, welke stukken de griffier zal doorzenden aan de deskundige;
3.9.
bepaalt voorts dat, indien bedoelde kopie van deze gedingstukken niet tijdig aan de rechtbank ter beschikking is gesteld, de zaak na sommatie door de rechtbank, waarbij [eiser] een termijn van twee weken zal worden gegund om de stukken alsnog ter beschikking te stellen, wordt verwezen naar de rol voor conclusie wegens niet ontvangen deskundigenbericht;
3.10.
bepaalt dat de deskundige, met kennisgeving aan de rechtbank, uiterlijk 15 juli 2020 met partijen een afspraak moet hebben gemaakt voor het tijdstip van het te verrichten onderzoek en bepaalt dat een verzoek tot uitstel van (het maken van de afspraak voor) het tijdstip van het te verrichten onderzoek met opgave van redenen aan de rechtbank dient te worden gedaan;
3.11.
bepaalt dat de deskundige het concept van zijn schriftelijke en gemotiveerde rapport, uiterlijk drie maanden nadat de griffier heeft meegedeeld dat het voorschot is voldaan, zal doen toekomen aan de civiele griffie van deze rechtbank, Prins Clauslaan 60 (postbus 20302, 2500 EH) te Den Haag, met vermelding van het zaaknummer / rolnummer: C/09/556424 / HA ZA 18-780;
3.12.
bepaalt dat de griffier de concept-rapportage aan partijen zal zenden en dat partijen uiterlijk zich binnen drie weken na ontvangst bij akte kunnen uitspreken over deze concept-rapportage;
3.13.
bepaalt dat de griffier de hiervoor bedoelde akten aan de deskundige zal toezenden en dat de deskundige, uiterlijk drie weken na ontvangst van deze akten, hun schriftelijke, gemotiveerde en ondertekende rapport, met een gespecificeerde declaratie, zal doen toekomen aan de civiele griffie van deze rechtbank, Prins Clauslaan 60 (postbus 20302, 2500 EH) te Den Haag met vermelding van het zaaknummer / rolnummer: C/09/556424 / HA ZA 18-780;
3.14.
bepaalt dat de deskundige zijn onderzoek zelfstandig zal verrichten, ter plaatse en ten tijde als hem goeddunkt en dat hij in hun rapport zal vermelden op welke wijze hij partijen in de gelegenheid heeft gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen alsmede of van die gelegenheid gebruik is gemaakt en, zo ja, wat dergelijke opmerkingen en verzoeken hebben ingehouden;
3.15.
bepaalt dat de griffier een afschrift
van dit vonnis en van het vonnis van 12 februari 2020aan de deskundige zal zenden;
3.16.
bepaalt dat twee weken nadat het deskundigenbericht bij de griffie van deze rechtbank is ingeleverd en nadat de griffier exemplaren daarvan heeft toegezonden aan partijen de zaak op de rol wordt gebracht voor conclusie na deskundigenbericht, waarbij eerst [eiser] en daarna de Gemeente een conclusie zal indienen;
3.17.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Ritsema van Eck- van Drempt en in het openbaar uitgesproken door mr. D. Nobel, rolrechter, op 17 juni 2020. [1]

Voetnoten

1.type: 1554