Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , eiseres
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
H.J. Renders, griffier.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juni 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen het voortduren van de maatregel van bewaring van eiseres, opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel van bewaring was op 27 april 2020 opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het vooronderzoek gesloten en bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft, omdat zij zich voldoende voorgelicht achtte op basis van de overgelegde stukken.
De rechtbank heeft overwogen dat het niet horen van eiseres ter zitting niet in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank wijst erop dat de wetgever in artikel 96 van de Vreemdelingenwet 2000 heeft bepaald dat de rechtbank zonder toestemming van partijen kan besluiten dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft. Dit is gerechtvaardigd gezien de aard van het beroep en de omstandigheden van de zaak.
Eiseres heeft aangevoerd dat de annulering van een vlucht op 23 mei 2020 niet verschoonbaar is en dat verweerder onvoldoende voortvarendheid heeft getoond in de uitzetting. De rechtbank oordeelt echter dat de annulering niet verwijtbaar is aan verweerder en dat er een nieuwe vlucht is geboekt voor 1 juli 2020. De rechtbank concludeert dat er nog steeds zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn, ondanks de coronamaatregelen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gedaan en bekendgemaakt op 3 juni 2020.