ECLI:NL:RBDHA:2020:5462
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Wijziging van de machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juni 2020 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie tot wijziging van een zorgmachtiging. De zorgmachtiging was eerder op 28 april 2020 afgegeven voor betrokkene, geboren in 1952, die momenteel verblijft in een zorginstelling. De officier van justitie verzocht om wijziging van de zorgmachtiging op basis van artikel 8:12 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek telefonisch gehouden vanwege de coronamaatregelen.
Betrokkene verzet zich tegen de voortzetting van de verplichte zorg en wil terug naar huis, terwijl zijn advocaat stelt dat een langer verblijf in de instelling niet meer nodig is nu het neuropsychologisch onderzoek is afgerond. De psychiater en verpleegkundig specialist hebben echter aangegeven dat er ernstige zorgen zijn over betrokkene's alcoholgebruik en dat een terugkeer naar huis zonder adequate zorg zou kunnen leiden tot terugval. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerder verleende zorgmachtiging niet langer volstaat en dat er sprake is van een dreigende noodsituatie.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de voorgestelde wijziging van de zorgmachtiging gerechtvaardigd is en heeft de zorgmachtiging verlengd en uitgebreid met aanvullende vormen van verplichte zorg. De beschikking is gegeven door mr. M.C. Bruining, rechter, en is vastgesteld op 15 juni 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.