ECLI:NL:RBDHA:2020:5457

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2020
Publicatiedatum
18 juni 2020
Zaaknummer
C/09/592860 / FA RK 20-3032
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt met dementie en gedragsstoornissen

Op 25 mei 2020 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1936, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie NAO met gedragsstoornissen. Het verzoek tot machtiging werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 7 mei 2020, met als doel de cliënt voor een periode van zes maanden op te nemen in een zorginstelling. De cliënt verblijft op dat moment in een verpleeginrichting en heeft ernstige problemen met het zelfzorg en vertoont hinderlijk en agressief gedrag. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 mei 2020 werd de cliënt telefonisch gehoord, waarbij zij aangaf dat het slecht met haar gaat en dat zij naar huis wil. De advocaat van de cliënt pleitte voor haar terugkeer naar huis, maar de artsen gaven aan dat dit niet verantwoord was gezien de situatie van de cliënt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan ernstige verwaarlozing en dat haar gedrag, zoals het gooien met ontlasting en verbale agressie, voortkomt uit haar aandoening. De rechtbank concludeerde dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen en dat de opname in een 24-uurs voorziening noodzakelijk is. De rechterlijke machtiging werd verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 25 november 2020. Deze beschikking is gegeven door mr. M.L. Sandberg-Crommelin, rechter, en is vastgesteld op 2 juni 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/592860 / FA RK 20-3032
Datum beschikking: 25 mei 2020

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf

Beschikkingnaar aanleiding van het op 07 mei 2020 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedag] 1936 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. E.A.E.G.J. Libosan te 's-Gravenhage.

Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 07 mei 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 18 oktober 2016;
- een aanvraag voor een rechterlijke machtiging aan het CIZ van 30 april 2020;
- een op 21 april 2020 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige [arts 1] , die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was;
- een verklaring van de zorgaanbieder [zorgaanbieder] van de accommodatie waarin cliënt is opgenomen van 27 maart 2020;
- een zorgplan van 28 april 2020.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 25 mei 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- cliënt,
- haar advocaat;
- de (waarnemend) [arts 2] , en
- de eerste [verantwoordelijke] , beiden aanwezig bij cliënt.

Standpunten ter zitting

Cliënt heeft verklaard dat het slecht gaat met haar en dat zij het afschuwelijk vindt in de verpleeginrichting. Ze vraagt wanneer zij naar huis mag. De vloeren in de verpleeginrichting zijn spiegelglad. Cliënt is mede hierdoor ook gevallen. Daarnaast is de verpleging boos en agressief tegen cliënt en reageert zij daarom ook boos en agressief tegen de verpleging. Cliënt heeft in de thuissituatie hulp gehad, maar omdat ze ontdekte dat er spullen van haar gestolen waren heeft zij de thuishulp weggestuurd. Ze moest zich toch verdedigen tegen diefstal. Cliënt heeft voorts verklaard dat ze soms merkt dat ze dingen vergeet. Ze heeft geen familie en is op zichzelf aangewezen.
De advocaat heeft bepleit dat cliënt naar huis wil/kan. Cliënt had de thuiszorgmedewerker naar huis gestuurd omdat zij gestolen zou hebben. Deze kan vervangen worden, want cliënt zegt thuishulp te accepteren.
De arts heeft verklaard dat het niet verantwoord is om cliënt naar huis te laten gaan. Cliënt staat ook hier in het verpleeghuis soms zorg toe en soms niet. Het hangt af van de persoon die de zorg verleent. Als het cliënt niet bevalt gooit zij met dingen en is zij verbaal erg agressief. De wisseling van zorgmedewerkers geeft om die reden vaak problemen. Cliënt heeft vanwege haar stoornis 24 uur per dag zorg nodig. Ze kan niet zelf een dagindeling maken, kan niet zelf douchen en bedenken wat zij aan moet trekken, geen eten meer zelf klaarmaken, kortom zij kan niet meer voor zichzelf zorgen, Bovendien valt zij ook regelmatig. Als zij thuis door vaste medewerkers van de thuishulp zou worden geholpen, dan zou dat nog steeds niet voldoende zijn omdat zij 24 uur per dag toezicht nodig heeft. Bovendien staat cliënt, anders dan de advocaat vertelt, thuiszorg in het algemeen niet toe, althans dat was in de afgelopen zes maanden het geval. Ook hier op de afdeling is het soms erg lastig goede zorg te verlenen. Zo was cliënt onlangs gevallen en zij weigerde zich door mij te laten onderzoeken, omdat ze niet geloofde dat ik arts was. Ze dreigde mij te trappen. Cliënt is bij boosheid geneigd om met dingen te gooien, ook met haar ontlasting. Voorzover hier bekend is cliënt alleen. Er is althans bij de verpleeginrichting geen contactpersoon van haar bekend. Cliënt is nooit getrouwd geweest en zij heeft geen kinderen of naaste familie. In 2016 gaf cliënt al aan geheugenproblemen te hebben. Toen is op 25 juli 2016 in het [ziekenhuis] door [geriater] de diagnose gesteld. Er was toen al sprake van een verder gevorderde toestand en dit zou bij cliënt een rol gespeeld kunnen hebben bij het missen van spullen in haar woning. Behalve deze stoornis heeft cliënt ook een heel aantal somatische klachten waarvoor goede zorg

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie NAO met gedragsstoornissen.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
- ernstige verwaarlozing;
- de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Uit de medische verklaring en de verklaring van de arts blijkt voldoende van het ernstig nadeel. Zo blijkt dat cliënt fors decorumverlies vertoont zoals gillen, soms gooien met ontlasting, verminderd inzicht heeft en zorg afhoudt. Ook valt cliënt regelmatig, is ze verbaal en fysiek agressief richting derden en heeft ze ondersteuning nodig bij alle dagelijkse levensverrichtingen. Voormelde gedragingen komen voor uit de dementie NAO en de gedragsstoornissen en zullen gelet op het progressieve ziektebeeld van dementie niet verbeteren.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Cliënt vertoont zorgmijdend gedrag tegen allerlei vormen van zorg. Het ernstig nadeel kan daarom slechts worden afgewend of worden voorkomen in een 24-uurs voorziening met intensieve zorg en begeleiding.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Client heeft immers verklaard dat zij naar huis wil.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de duur van zes maanden.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van:

[de vrouw] ,

geboren op [geboortedag] 1936 te [geboorteplaats] ,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 25 november 2020.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.L. Sandberg-Crommelin, rechter, bijgestaan door A.E. Babulall-Balkaran als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 mei 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 2 juni 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.