ECLI:NL:RBDHA:2020:5452

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
18 juni 2020
Zaaknummer
NL19.26737
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Eritrese nationaliteit wegens ongeloofwaardig relaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Eritrese eiser. De eiser had op 20 juni 2018 in Nederland een asielverzoek ingediend, waarbij hij stelde dat hij na een verblijf buiten Eritrea gedwongen moest terugkeren en gevangen werd gezet vanwege het illegale vertrek van zijn kinderen uit Eritrea. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag echter afgewezen, omdat de rechtbank de verklaringen van de eiser over zijn problemen in Eritrea niet geloofwaardig achtte.

Tijdens de zitting heeft de eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser inconsistenties vertoonde in zijn verklaringen, zowel in Nederland als in Zwitserland, over de vraag of hij legaal of illegaal Eritrea heeft verlaten. De rechtbank oordeelde dat deze inconsistenties afbreuk deden aan de algehele betrouwbaarheid van de verklaringen van de eiser. Bovendien waren er tegenstrijdigheden tussen de verklaringen van de eiser en die van zijn echtgenote, wat de geloofwaardigheid verder ondermijnde.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de door de eiser aangevoerde medische omstandigheden en zijn deelname aan demonstraties tegen de Eritrese autoriteiten niet voldoende onderbouwd waren om het relaas geloofwaardig te achten. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.26737
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. B.W.M. Toemen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

ProcesverloopBij besluit van 16 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 mei 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Mohamed Ali. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Eritrese nationaliteit. Hij heeft op 20 juni 2018 in Nederland een asielverzoek ingediend. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij zich na een verblijf buiten Eritrea heeft moeten melden bij de autoriteiten en hij is gevangen gezet vanwege het illegale vertrek van zijn kinderen uit Eritrea jaren daarvoor. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen als ongegrond, omdat de door eiser afgelegde verklaringen over zijn problemen in Eritrea niet geloofwaardig zijn geacht.
2. In beroep is aangevoerd dat verweerder ten onrechte aan eiser heeft tegengeworpen dat hij in Nederland en in Zwitserland verschillend heeft verklaard over de vraag of hij legaal of illegaal Eritrea heeft verlaten.
3. De rechtbank volgt eiser niet in zijn opvatting dat verweerder dit niet aan eiser mag tegenwerpen. Verweerder stelt met het oog op de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling niet ten onrechte dat deze wijze van verklaren afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van eisers verklaringen in zijn geheel. Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser over de kern van zijn relaas vaag, inconsistent en tegenstrijdig aan de verklaringen van zijn echtgenote heeft verklaard. Zo kan hij niet precies aangeven wanneer hij in detentie heeft verbleven en hebben eiser en zijn echtgenote tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de ontvangst van de oproep. Het enkele verweer van eiser dat hij oud en analfabeet is, biedt geen grond voor de conclusie dat het bestreden besluit op dit punt onvoldoende is gemotiveerd.
4. Gelet op het voorgaande is het betoog ter zitting dat de verklaring van eiser past in het algemene beeld van en over Eritrea onvoldoende om het relaas alsnog geloofwaardig te achten. De rechtbank gaat voorbij aan de door eiser eerst ter zitting, zonder verdere onderbouwing, genoemde medische omstandigheden en de eveneens niet onderbouwde stelling dat hij zou hebben deelgenomen aan demonstraties tegen de Eritrese autoriteiten.
Nu het beroep dateert van eind 2019, had het op de weg van eiser gelegen dit eerder naar voren te brengen.
5. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Paulus, griffier, op 29 mei 2020.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.