Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling
Stcrt.2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de Staat der Nederlanden (ministerie van Financiën) en een werknemer die in detentie verblijft. De werkgever, vertegenwoordigd door mr. M.C. Nijholt, heeft verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek, in verbinding met artikel 7:669 lid 1 en lid 3, onderdeel e BW. De werknemer, vertegenwoordigd door mr. drs. P. van Wegen, heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de werknemer is sinds 25 juni 2001 in dienst bij de werkgever en heeft in zijn functie als behandelfunctionaris zijn geheimhoudingsplicht geschonden en misbruik gemaakt van bedrijfsmiddelen. Dit leidde tot zijn aanhouding op 17 april 2018 en een veroordeling tot vier jaar gevangenisstraf wegens deelname aan een criminele organisatie en andere strafbare feiten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een redelijke grond voor ontbinding is, aangezien het gedrag van de werknemer onaanvaardbaar is en samenhangt met zijn werkzaamheden.
De kantonrechter heeft het verzoek van de werkgever toegewezen en de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van de uitspraak. De werknemer is veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 364,--. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.