Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
- het faxbericht van 10 januari 2020 van DJI, houdende een bezwaar tegen het door de eisende partijen bij de aktes houdende een nadere onderbouwing van de vorderingen en het door de interveniënten bij de conclusies tot voeging overgelegde cijfermateriaal, alsmede een voorwaardelijk bezwaar tegen de voeging;
- het faxbericht van 13 januari 2020 van de zijde van de eisende partijen en de interveniënten houdende een reactie op voormeld bezwaar;
- het faxbericht van 13 januari 2020 van DJI houdende een reactie op hetgeen in het laatstgenoemde faxbericht door de eisende partijen en de interveniënten naar voren is gebracht.
2.De incidenten tot voeging in zaak 1
3.De feiten
- Fivoor is een organisatie met een regionaal en landelijk aanbod van hoog intensieve forensische en intensieve psychiatrische zorg, waaronder ook klinische zorg.
- DFZS bestaat uit twee onderdelen: de Waag en de Van der Hoeven kliniek. De Waag is het grootste centrum voor ambulante forensische geestelijke gezondheidszorg (ggz) in Nederland. De Van der Hoeven kliniek is een centrum voor klinische forensische psychiatrie, bestaande uit een kliniek voor tbs-patiënten met een longstayafdeling, een kliniek voor klinisch intensieve behandeling voor patiënten met een civielrechtelijke maatregel en een afdeling voor langdurig intensieve zorg voor patiënten met civielrechtelijke maatregelen. De locaties van DFZS zijn verspreid over het midden en westen van Nederland.
- Arkin is een aanbieder van basis- en specialistische ggz in de Randstad. Haar merk Inforsa biedt zowel ambulante als klinische forensische zorg en verslavingsreclassering.
- Dichterbij biedt zorg aan mensen met een verstandelijke beperking en gedragsstoornis. Haar onderdeel Stevig is actief op het gebied van ambulante en klinische forensische zorg voor volwassenen met een lichte verstandelijke beperking in Noord-Brabant en Limburg.
- RvA is een aanbieder van basis en specialistische ggz. Zij biedt haar zorg aan in de regio Noordoost-Brabant en in delen van Gelderland en Noord-Limburg. RvA biedt zowel ambulante als klinische forensische zorg.
- GGzE is een aanbieder van basis en specialistische ggz. Zij biedt haar zorg aan in de regio Eindhoven. Haar bedrijfsonderdeel de Woenselse Poort is een forensisch psychiatrische kliniek.
- Trajectum biedt behandeling en begeleiding aan mensen met een lichte verstandelijke beperking en onbegrepen en risicovol gedrag, al dan niet met een forensische achtergrond. Haar terrein bestrijkt ook tbs-maatregelen. Zij heeft een forensisch psychiatrische kliniek in Drenthe en een forensisch psychiatrische afdeling in Gelderland.
- GGNet is een aanbieder van basis- en specialistische ggz. Zij biedt zowel ambulante als klinische forensische zorg. Haar expertisecentrum De Boog kwalificeert als een forensisch psychiatrische afdeling. De poliklinieken van de Boog zijn gevestigd in Gelderland.
- Het realiseren van voldoende zorgcapaciteit;
- De juiste patiënt op het juiste bed;
- Kwalitatief goede zorg gericht op de veiligheid van de samenleving;
- Goede aansluiting met de reguliere zorg.
Diagnose Behandeling Beveiliging Combinaties (DBBC)
Zorgzwaartepakketten (ZZP)
Extramurale parameters (EP)
- Perceel Klinische zorg
- Perceel Ambulante behandeling
- Perceel Verdiepingsdiagnostiek
Perceel Ambulante begeleiding & verblijfszorg
Perceel tbs”
- Het implementatierapport is uiterlijk 1 juli 2021 aangeleverd (…)
- Zorgaanbieder voldoet aan de gestelde eisen bij het betreffende KFZ product en heeft dit aangetoond.
- Alle genoemde onderwerpen bij het betreffende KFZ product staan beschreven in het implementatierapport.
4.Het geschil
5.De beoordeling van het geschil
generieke kortingenop de door de Nza gehanteerde maximumtarieven, en de door DJI zelfstandig ingevoerde
geïntegreerde maximum dagprijsaanvaardbaar zijn en niet in strijd zijn met de aanbestedingsrechtelijke beginselen. In dat kader hebben de acht zorgaanbieders een aantal feiten naar voren gebracht, die volgens hen aantonen dat voor een generieke afslag op het Nza-maximumtarief geen goede grond is en evenmin voor een geïntegreerde maximum dagprijs en dat een dragende motivering daarvoor ontbreekt. Datzelfde geldt volgens hen voor de weigering van DJI met hen in overleg te treden over aanpassing op onderdelen van het tarief conform de max-max regeling van de Nza. Dat alles is in strijd met hetgeen in redelijkheid van DJI kan worden gevergd en in strijd met aanbestedingsrechtelijke uitgangspunten, waaronder het proportionaliteits-, evenredigheids- en motiveringsbeginsel, aldus de acht zorgaanbieders.
niet-onderhandelbaretarieven bepaalt. Die keuze heeft DJI – onbetwist – mogen maken, maar het ligt dan op haar weg om inzichtelijk te maken dat en waarom de geboden tarieven reële tarieven zijn. Dat klemt te meer daar DJI feitelijk een monopolie positie heeft en zorgaanbieders verplicht zijn om een contract met DJI te hebben om forensische zorg te kunnen verlenen, met de daaraan verbonden hoge kwaliteitsverplichtingen. Schending van die kwaliteitsverplichtingen kan bovendien leiden tot sancties voor de zorgaanbieders, waaronder boetes. De zorgaanbieders kunnen dus niet ongestraft kiezen voor een mindere kwaliteit, nog daargelaten dat patiënten daarvan de dupe zouden worden. De zorgaanbieders hebben bovendien geen enkele invloed op het totale aantal forensische patiënten dat instroomt. Het is DJI die de indicatiestelling uitvoert. Die indicatiestelling bepaalt de zorgvraag, waaronder het beveiligingsniveau en de verblijfsintensiteit en daarmee de te declareren zorgkosten. DJI bepaalt verder de kwaliteits- en prestatie-indicatoren. Het is ook DJI die bepaalt waar patiënten worden geplaatst, waarbij de zorgaanbieders een opnameplicht hebben. Nu de forensische zorgaanbieders dus feitelijk geheel afhankelijk zijn van DJI voor opdrachten betreffende de forensische zorg, rust op DJI een zware eis met betrekking tot de onderbouwing van de redelijkheid van de door haar gehanteerde tarieven.
het stimuleren van de doorstroom en het geven van meer keuzevrijheid aan de zorgaanbiedersals beleidsdoelen genoemd. Dat impliceert dat de zorgaanbieders kennelijk volgens DJI een prikkel nodig hebben om niet te lang zware (en dus dure) zorg te leveren, waarbij er kennelijk ook van uit is gegaan dat voorheen door zorgverleners onnodig lang en zwaar is behandeld. Dat uitgangspunt is door DJI echter niet concreet gesteld laat staan feitelijk onderbouwd. De zorgverleners hebben ook met klem betwist dat zij “overbehandelen”, maar ook kan volgens hen – anders dan DJI kennelijk meent – niet zo maar naar believen “aan de knoppen gedraaid worden”, zoals dat in deze procedure ook wel is aangeduid. Weliswaar heeft DJI in dat kader naar voren gebracht dat de zorgaanbieders zelf de (intensiteit van de) behandeling kunnen bepalen, maar daarbij miskent DJI volgens de zorgaanbieders dat de zorgvraag daarbij steeds leidend dient te zijn. Bovendien hebben zij er op gewezen dat zij gebonden zijn aan de kwaliteitsregels die door DJI zelf worden gesteld op het vlak van de verschillende componenten en de invulling van de zorg op basis van een vastgesteld zorgprofiel en daarover verantwoording moeten afleggen. De door DJI geuite veronderstelling dat als het na een intensieve behandeling beter gaat met een cliënt, je daarna simpelweg op een van de drie componenten kunt bezuinigen, is volgens de acht zorgaanbieders veelal aantoonbaar onjuist. Zij hebben er daarbij op gewezen dat dan juist vaak dieperliggende problemen naar voren komen, die eerder verborgen bleven, hetgeen een intensieve behandeling vergt en dat complexe behandelingen ook niet halverwege kunnen worden gestopt. Dat zou immers grote recidive- en veiligheidsrisico’s op termijn kunnen opleveren. Verder kan bij een klinische patiënt ook niet zo maar minder verblijf worden aangeboden om zo behandelcapaciteit vrij te maken. Ook is volgens de acht zorgaanbieders in dit kader relevant dat dagbesteding financieel gezien een relatief beperkte component is, zodat het schrappen van een deel hiervan weinig oplevert. Daarbij is voldoende dagbesteding ook een zeer belangrijk aspect in het kader van het bevorderen van de re-integratie. De acht zorgaanbieders hebben verder nog gemotiveerd gesteld dat de inzet van VOV-personeel zich momenteel al op de ondergrens bevindt en in het kader van de veiligheid eigenlijk al te laag is, terwijl de veiligheidseisen de laatste tijd juist zijn opgeschroefd naar aanleiding van ernstige incidenten in het recente verleden. Daarbij wijzen zij er op dat het aantal personeelsleden dat op een afdeling van bijvoorbeeld tien patiënten nodig is, niet ineens omlaag kan van bijvoorbeeld drie naar twee als één van de tien patiënten buiten de afdeling naar dagbesteding zou gaan. Deze zeer gemotiveerde stellingen van de zorgverleners zijn feitelijk door DJI niet weersproken. De voorzieningenrechter deelt dan ook de bezwaren van de acht zorgaanbieders tegen de invoering van het geïntegreerde maximum dagtarief, nu de juiste onderbouwing daarvoor ontbreekt en de motivering het besluit daartoe niet kan dragen.
welkezorgaanbieders het gaat bij de genoemde 14 van de 113 schuldig gebleven. Wat hun marktaandeel is, is ook niet inzichtelijk geworden. Ook is niet toegelicht hoeveel meer dan 3% de betreffende 5 aanbieders er op achteruit gaan. De voorzieningenrechter acht het voorshands dan ook niet onaannemelijk dat het bij voornoemde 14 respectievelijk 5 aanbieders inderdaad met name gaat om die zorgaanbieders die patiënten behandelen met een zwaardere dan gemiddelde indicatie, dat die door de geïntegreerde maximum dagprijs dus onevenredig zwaar worden getroffen en dat (een deel van de) acht zorgaanbieders bij die benadeelde groep hoort. Voor zover DJI met haar stellingen heeft willen betogen dat het maar om een zeer gering aantal aanbieders gaat en dus om een geringe negatieve impact, kan zij in dat betoog dan ook niet worden gevolgd.
prijsafsprakentot een maximum van 10% boven het geldende maximumtarief
met zorgaanbiedersdie
gelet op hun zorgzwaarte niet uitkomenmet het maximumtarief”. Daaraan doet niet af dat DJI gewezen heeft op hetgeen staat vermeld in een nieuwsbericht van Nza op haar website, te weten
“Daarnaast is het in de forensische zorg vanaf 2020 mogelijk om max-maxtarieven af te spreken. Daarmee kan de inkoper bij aanbieders zorg inkopen tot 10% boven de Nza-tarieven, om bijvoorbeeld kwaliteit te belonen.”en op hetgeen door een medewerker van de Nza (manager Toezicht) is geschreven in een e-mailbericht (waarbij niet duidelijk is aan wie dat bericht wordt verzonden): “
Daarnaast is het vanaf 2020 mogelijk om tot 10% boven het NZa-maximumtarief af te spreken (max-max tarief). Dit om bijvoorbeeld kwaliteit en innovatie te kunnen belonen.”Berichten in een dergelijke vorm kunnen naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet afdoen aan hetgeen uitdrukkelijk in de Tariefbeschikking is bepaald over het (doel van het) max-max-tarief. Uit de genoemde berichten valt hooguit af te leiden dat ook kwaliteit en innovatie,
naastzorgzwaarte, een reden voor een tariefopslag kunnen zijn.
generiekezin in te zetten voor zorgzwaarte kan de voorzieningenrechter in zijn algemeenheid wel volgen, in die zin dat niet zonder onderbouwing hele groepen op een toeslag op het max-max-tarief aanspraak kunnen maken. Maar dat laat onverlet dat het Nza-tariefsysteem met zich brengt dat elke zorgverlener de mogelijkheid moet krijgen aannemelijk te maken dat hij structureel tekort komt aan het gebruikelijke tarief in verband met de concrete zorgzwaarte van zijn patiënten(groep). Dat is immers nu juist waarvoor deze max-max-tarieven volgens de Tariefbeschikking bedoeld zijn. In dat kader hebben de acht zorgaanbieders gemotiveerd betoogd dat in het geval er sprake is van een meer dan gemiddelde zorgzwaarte op een afdeling er
structureelsubstantiële extra kosten moeten worden gemaakt, zoals voor inzet van meer beveiligers en/of extra personeel of kostbare specialistische behandelingen, hetgeen de voorzieningenrechter alleszins aannemelijk voorkomt.