ECLI:NL:RBDHA:2020:5418

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2020
Publicatiedatum
17 juni 2020
Zaaknummer
AWB 19/10007
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis op basis van huwelijksakte

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 juni 2020 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres, een Jemenitische vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De aanvraag was ingediend door haar man, die in Nederland een verblijfsvergunning asiel heeft. De aanvraag werd afgewezen omdat de huwelijksakte die eiseres had overgelegd, volgens de verweerder, vals zou zijn. Dit oordeel was gebaseerd op een rapport van Team Onderzoek en Expertise Documenten (TOED), dat concludeerde dat de huwelijksakte niet authentiek was, omdat het origineel afweek van de overgelegde kopieën.

Eiseres heeft tijdens de zitting een verklaring gegeven voor de verschillen tussen de documenten, maar verweerder stelde dat deze verklaring in strijd was met de goede procesorde, omdat deze pas op zitting werd gegeven. De rechtbank oordeelde echter dat het niet onbegrijpelijk was dat eiseres en haar man pas op dat moment konden uitleggen waar de verschillen vandaan kwamen, aangezien verweerder pas bij het verweerschrift inzage had gegeven in de bevindingen van TOED. De rechtbank vond dat de verklaring van eiseres plausibel en verifieerbaar was en dat verweerder zijn conclusie niet zonder meer kon baseren op het rapport van TOED.

De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig tot stand was gekomen en dat verweerder niet deugdelijk had gemotiveerd dat eiseres niet aan de voorwaarden voor nareis voldeed. Het beroep werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd en verweerder werd opgedragen om opnieuw op het bezwaar te beslissen. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/10007

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer 285.869.8686, eiseres

(gemachtigde: mr. E. Maalsen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Cöplü).

Procesverloop

Bij besluit van 9 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis van eiseres afgewezen.
Bij besluit van 9 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2020. Namens eiseres zijn
[man] (referent) en haar gemachtigde verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de Jemenitische nationaliteit. Referent, de gestelde echtgenoot van eiseres, is in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Op
13 juni 2018 heeft referent voor eiseres een aanvraag voor een mvv ingediend in het kader van nareis. Bij de aanvraag heeft eiseres in eerste instantie meerdere kopieën van de huwelijksakte overgelegd. Vervolgens heeft referent een origineel van de huwelijksakte overgelegd waarvan de authenticiteit is onderzocht door Team Onderzoek en Expertise Documenten (TOED). In het rapport van TOED van 20 december 2018 is het origineel van de huwelijksakte echt bevonden. Op verzoek van verweerder heeft TOED een nader onderzoek ingesteld naar de authenticiteit van de huwelijksakte waarvan de bevindingen zijn vastgelegd in het rapport van 7 februari 2019. In dat rapport is opgenomen dat de inhoud van het origineel correspondeert met die van de eerder aangeboden kopieën van de huwelijksakte, maar dat deze kopieën in detail afwijken van het overgelegde origineel. Om die reden concludeert het TOED dat de huwelijksakte waarschijnlijk niet echt is. Het rapport van 20 december 2018 is daarmee komen te vervallen.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen omdat niet aannemelijk is dat eiseres en referent zijn gehuwd. Daartoe stelt verweerder dat de huwelijksakte die is overgelegd vals is. Verweerder onderbouwt zijn stelling met het rapport van TOED van
7 februari 2019. Uit dit rapport blijkt dat de kenmerken van de kopieën die eiseres heeft overgelegd niet overeenkomen met die van de originele huwelijksakte. Verweerder wijst in dat kader op het handschrift van de opsteller van de huwelijksakte, de plaatsing en vorm van de duimafdrukken en de wijze waarop de stempeling vorm heeft gekregen. Volgens verweerder heeft eiseres voor deze afwijkingen geen verklaring gegeven. Verweerder concludeert daarom dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor verlening van een mvv in het kader van nareis.
3. Eiseres betoogt dat voldoende aannemelijk is dat zij en referent zijn gehuwd. Hiervoor wijst eiseres op de overgelegde originele huwelijksakte, een foto van haar en referent en de geboorteakte van hun zoon. Eiseres stelt dat het origineel van de huwelijksakte dat door TOED is onderzocht wel degelijk echt is. In bezwaar heeft zij verklaard dat Vluchtelingenwerk Nederland bij de indiening van de aanvraag de huwelijksakte van de broer van referent zou hebben gevoegd. Daarom zou deze kopie afwijken van de andere documenten. Daarbij merkt eiseres op dat de onderzoeksresultaten zeer cryptisch zijn omschreven en dat de bevindingen onduidelijk zijn. Het is voor haar niet duidelijk welke documenten bedoeld worden en waar de afwijkingen betrekking op hebben. In beroep heeft zij verklaard dat het vermoeden dat aanvankelijk de huwelijksakte van de broer was overgelegd onjuist was. Verder wordt herhaald dat niet duidelijk is op welke punten sprake zou zijn van afwijkingen en welke kopieën worden bedoeld. Vergelijking van de verschillende overgelegde documenten leidt volgens eiseres tot de conclusie dat deze identiek zijn. Op enkele kopieën ontbreekt het registratienummer maar dat is het gevolg van de wijze waarop de foto van het document is gemaakt. Bij brief van 30 maart 2020 heeft eiseres een aantal aanvullende originele documenten ingebracht, waaronder nog een origineel van de huwelijksakte. Zij heeft verweerder verzocht om deze te laten onderzoeken door TOED. Op de zitting heeft eiseres aan de hand van een foto toegelicht dat in Jemen drie originele exemplaren van een huwelijksakte worden opgemaakt. Eén van de exemplaren wordt door de Jemenitische autoriteiten gebruikt voor de registratie van het huwelijk. De overige twee exemplaren komen afzonderlijk toe aan de bruid en de bruidegom. Dat er verschillen zijn geconstateerd tussen het originele exemplaar en de kopieën die door eiseres zijn overgelegd, komt omdat twee exemplaren zijn vergeleken. De bij de aanvraag overgelegde kopieën zijn namelijk van het exemplaar van eiseres, terwijl het origineel het exemplaar van referent betreft. Daarom komen de gegevens die op de exemplaren staan weergegeven naar inhoud overeen, maar wijkt het handschrift en de plaatsing van de duimafdrukken en de stempel op details af. Beide exemplaren zijn echt. Eiseres en referent hadden zich niet gerealiseerd dat de kopieën van het andere exemplaar afkomstig waren. Juist omdat het originele exemplaar van de huwelijksakte van referent in eerste instantie door TOED echt is bevonden. Toen dit exemplaar na nader onderzoek van TOED vals werd bevonden, heeft eiseres – vanwege de oorlog is Jemen – veel moeite moeten doen om het origineel van haar exemplaar naar Nederland te krijgen. Uiteindelijk is dit haar gelukt. Volgens eiseres heeft verweerder het verzoek om ook het tweede origineel te laten onderzoeken, ten onrechte afgewezen.
3.1
De rechtbank stelt vast dat eiseres aanvankelijk, ook in beroep, betoogde dat de eerder overgelegde kopieën van de huwelijksakte, kopieën waren van het nadien overgelegde origineel dat door TOED is onderzocht. Zoals ter zitting is gebleken wijken het handschrift, de plaatsing van de duimafdrukken en de plaatsing van de stempel echter af. Het is dan ook niet langer in geschil dat de overgelegde kopieën geen kopieën zijn van het onderzochte origineel. In zoverre behoeven de beroepsgronden geen bespreking meer.
Ten aanzien van de verklaring die eiseres op zitting heeft gegeven, stelt verweerder op de eerste plaats dat deze niet bij de beoordeling van het beroep mag worden betrokken omdat het beginsel van de goede procesorde zich hiertegen verzet. Op de tweede plaats stelt verweerder dat deze toelichting onvoldoende is onderbouwd.
3.2
Verweerder heeft aan de besluitvorming ten grondslag gelegd dat het handschrift van de opsteller van de huwelijksakte, de plaatsing en vorm van de duimafdrukken en de wijze waarop de stempeling vorm heeft gekregen zoals weergegeven op de kopieën, verschillen van die op het origineel. Het betreft hier kleine verschillen en uit het bezwaarschrift van eiseres valt af te leiden dat zij de geconstateerde verschillen niet heeft opgemerkt. Eiseres gaat er in het bezwaarschrift namelijk van uit dat verweerder een vergelijking heeft gemaakt tussen een kopie van de huwelijksakte van de broer van referent en de kopieën en het origineel van de huwelijksakte van referent. Dit was niet aan de orde. Eiseres heeft in het bezwaarschrift verder opgemerkt dat het voor haar onduidelijk was welke documenten met elkaar zijn vergeleken en wat verweerder eiseres concreet tegenwierp. Toch heeft verweerder de bijlage bij het rapport van 7 februari 2019, waarin TOED de bevindingen concreet duidt, pas bij verweerschrift overgelegd. Het is niet onbegrijpelijk dat eiseres en referent pas op dat moment beseften waar het probleem zat en zij pas op de zitting konden uitleggen hoe het komt dat de overgelegde kopieën en het origineel van de huwelijksakte van elkaar verschillen. Daarbij komt dat al uit de brief van 30 maart 2020 volgt dat de gemachtigde inmiddels in het bezit was van het tweede origineel, waarvan de kopieën zijn gemaakt. Dit origineel lijkt op het eerste gezicht ook overeen te komen met de eerder overgelegde kopieën. Dit was dus niet pas ter zitting kenbaar voor verweerder. De omstandigheid dat eiseres pas op zitting heeft voorzien in de toelichting is daarom niet in strijd met de goede procesorde. De rechtbank zal de toelichting van eiseres dan ook bij de beoordeling betrekken, als nadere onderbouwing van de stelling dat (ook) het reeds onderzochte document echt is.
Verder wordt het standpunt van verweerder dat de toelichting die eiseres op de zitting heeft gegeven onvoldoende is onderbouwd, niet gevolgd. Op de zitting heeft eiseres een concrete, plausibele en verifieerbare verklaring gegeven voor de door verweerder geconstateerde verschillen tussen de kopieën en het eerder overgelegde origineel van de huwelijksakte. Daarnaast heeft eiseres verweerder aangeboden om ook het tweede originele exemplaar over te leggen, zodat ook de authenticiteit van dit document kan worden onderzocht door TOED. Verweerder heeft zijn conclusie dat het originele exemplaar van de huwelijksakte van referent vals is daarom niet zonder meer kunnen baseren op het rapport van TOED van 7 februari 2019. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerders standpunt in het bestreden besluit dat het gestelde huwelijk niet aannemelijk is gemaakt onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en dat verweerder in het bestreden besluit niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiseres niet aan de voorwaarden voor nareis voldoet.
4. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank draagt verweerder op opnieuw op het bezwaar te beslissen met inachtneming van deze uitspraak.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 174,00,- aan haar vergoeden.
Verder veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres in beroep gemaakte proceskosten. Het bedrag van deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.050,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 525,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 174,00,- aan haar vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan op: 12 juni 2020.
door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Gelo, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.