In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2020 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie tot verlenging van een crisismaatregel voor de betrokkene, geboren in 1996 en afkomstig uit Rusland. De crisismaatregel was eerder opgelegd op 19 januari 2020. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek op 23 januari 2020 gehouden, waarbij de betrokkene, zijn advocaat, een behandelend arts, een psychiater en een verpleegkundige aanwezig waren.
De betrokkene heeft tijdens de zitting aangegeven dat hij niet in het ziekenhuis wil blijven en dat hij het niet eens is met de geneeskundige verklaring. De arts heeft verklaard dat de betrokkene vriendelijk en coöperatief is sinds zijn opname, maar dat er mogelijk sprake is van een psychotische stoornis. De psychiater heeft ook twijfels geuit over het inzicht van de betrokkene in zijn situatie en zijn gedrag.
De rechtbank heeft op basis van de medische verklaring geconcludeerd dat er een ernstig vermoeden bestaat van een psychotische stoornis en persoonlijkheidsproblematiek bij de betrokkene. Echter, voor het toewijzen van de voortzetting van de crisismaatregel is vereist dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. De rechtbank heeft onvoldoende aanwijzingen gevonden dat het gedrag van de betrokkene op dat moment een dergelijk gevaar opleverde. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen.
De beschikking is gegeven door mr. B. Martinez-Hammer, rechter, en is vastgesteld op 24 januari 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.