In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juni 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 4 maart 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1988, die lijdt aan een psychische stoornis veroorzaakt door een autismestoornis. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek telefonisch gehouden vanwege de coronamaatregelen, waarbij verschillende betrokkenen, waaronder de advocaat en de psychiater, zijn gehoord.
Betrokkene heeft aangegeven dat hij na een opname in een kliniek, waar hij onder dwang is behandeld, weer opknapte en niet in een dwangzorg terecht wilde komen. De psychiater heeft echter gesteld dat betrokkene nog steeds een gevaar voor zichzelf vormt en dat verplichte zorg noodzakelijk is om zijn geestelijke gezondheid te stabiliseren. De sociaal psychiatrisch verpleegkundige bevestigde dat de zorg op vrijwillige basis niet mogelijk is en dat er een wijkteam ingeschakeld moet worden voor verdere zorg.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 4 september 2020. De rechtbank heeft het verzoek om aanvullende zorg afgewijzen, maar de verleende machtiging omvat onder andere het toedienen van medicatie, medische controles en toezicht op betrokkene. De beschikking is gegeven door mr. M.L. Sandberg-Crommelin, bijgestaan door griffier F.A.M. Vreeswijk, en is uitgesproken in een openbare zitting.