ECLI:NL:RBDHA:2020:5393

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
C/09/589869 / FA RK 20-1452
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juni 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 4 maart 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1988, die lijdt aan een psychische stoornis veroorzaakt door een autismestoornis. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek telefonisch gehouden vanwege de coronamaatregelen, waarbij verschillende betrokkenen, waaronder de advocaat en de psychiater, zijn gehoord.

Betrokkene heeft aangegeven dat hij na een opname in een kliniek, waar hij onder dwang is behandeld, weer opknapte en niet in een dwangzorg terecht wilde komen. De psychiater heeft echter gesteld dat betrokkene nog steeds een gevaar voor zichzelf vormt en dat verplichte zorg noodzakelijk is om zijn geestelijke gezondheid te stabiliseren. De sociaal psychiatrisch verpleegkundige bevestigde dat de zorg op vrijwillige basis niet mogelijk is en dat er een wijkteam ingeschakeld moet worden voor verdere zorg.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 4 september 2020. De rechtbank heeft het verzoek om aanvullende zorg afgewijzen, maar de verleende machtiging omvat onder andere het toedienen van medicatie, medische controles en toezicht op betrokkene. De beschikking is gegeven door mr. M.L. Sandberg-Crommelin, bijgestaan door griffier F.A.M. Vreeswijk, en is uitgesproken in een openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/589869 / FA RK 20-1452
Datum beschikking: 03 juni 2020

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de man]

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. J.H.T. van Brunschot te 's-Gravenhage.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 04 maart 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 26 februari 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater 1] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- een zorgplan van 25 februari 2020 met bijlagen;
- een beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan van 2 maart 2020;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 03 juni 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
  • de advocaat, mr. J.H.T. van Brunschot;
  • de [sociaal psychiatrisch verpleegkundige] ;
  • de [psychiater 2] ;
  • betrokkene zelf.
Allen zijn akkoord met deze wijze van horen.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet ter zitting verschenen.

Standpunten ter zitting

Betrokkene leest voor hoe hij het ziet. Het is inmiddels al weer vier maanden geleden dat hij werd opgenomen. Toen ging het ook volgens hem slecht met hem. Door de opname is hij opgeknapt en daarom mocht hij 18 maart jl. naar huis. Het contact met de instelling bestaat sindsdien alleen uit, om de week of twee weken, korte telefonische contacten waarbij telkens dezelfde vragen aan hem worden gesteld, namelijk of hij goed eet, drinkt en slaapt. Betrokkene functioneert naar zijn zeggen weer op een normale wijze en wil niet in een dwangzorg terecht komen. De medicatie neemt hij steeds in, onder toezicht van zijn vader.
De psychiater heeft naar voren gebracht dat betrokkene in beeld is gekomen omdat de vader van betrokkene zich ernstig zorgen maakte toen betrokkene uit het raam van de woning was gesprongen en is gaan dwalen langs een snelweg. Bij de opname is een katatoonbeeld vastgesteld dat waarschijnlijk is veroorzaakt door zijn autismestoornis. Om hem daaruit te kunnen krijgen is een dwangbehandeling toegepast want betrokkene wilde nergens aan meewerken. Het was een vrij heftige opname voor allen die daarbij betrokken waren. Dit is de tweede psychose die betrokkene doormaakt en wetenschappelijk is bewezen dat de herstelperiode minimaal een jaar in beslag neemt. Het is noodzakelijk betrokkene stabiel te houden en een terugval te voorkomen. Het blijven gebruiken van de voorgeschreven medicatie is voor het herstelproces heel belangrijk. Er bestaat nog steeds een gevaar voor een ernstige ontregeling en dus kans op ernstig nadeel. Voorts dient betrokkene een beter ziektebeeld en –besef te krijgen.
De sociaal psychiatrisch verpleegkundige heeft aangevoerd dat de telefonische consulten inderdaad kort zijn. Er was door corona geen fysiek contact mogelijk. Het is ook in verband met corona dat bij het vertrek van betrokkene uit de kliniek met vader de afspraak is gemaakt dat deze de medicatie ophaalt en er vervolgens op toeziet dat betrokkene deze inneemt. Gelukkig is dat goed gegaan. Als de zorgmachtiging wordt verleend zal een wijkteam worden ingeschakeld voor de verdere zorg, zodat vader niet langer de rol van behandelaar behoeft in te vullen en weer gewoon vader kan zijn.
De advocaat heeft zich op het standpunt gesteld dat de medische informatie inmiddels verouderd is, waardoor daarop niet mag worden afgegaan. De informatie moet actueel zijn. Primair wordt dan ook bepleit het verzoek af te wijzen. Subsidiair beroept de advocaat zich op de afwezigheid van ernstig nadeel. Wat hij heeft gedaan was in zijn ogen niet echt gevaarlijk, hij wist waar hij liep en liep aan de kant van de weg, en hing samen met een ruzie met zijn vader. Het contact met vader is nu goed. Betrokkene is medicatietrouw, ook tijdens de periode dat de crisismaatregel was afgelopen en er nog geen zorgmachtiging was verleend, en er zijn al weken geen psychotische belevingen meer. Betrokkene kan nu veel beter omgaan met zijn aan autisme gerelateerde problematiek. Betrokkene ervaart de vormen van verplichte zorg, zoals dagelijks verplicht contact met een behandelaar, als een ernstige inbreuk op zijn vrijheid, maar hij is bereid vrijwillig in contact te blijven met de hulpverlening. Er is dus geen verzet en het verzoek dient gelet hierop te worden afgewezen. Meer subsidiair stelt de advocaat zich op het standpunt dat de duur van de zorgmachtiging dient te worden beperkt tot een termijn van drie maanden, omdat het verzoek niet binnen de wettelijke termijn is behandeld.

Beoordeling

De rechtbank stelt vast dat de behandeling van het verzoek tot een zorgmachtiging plaatsvindt na de in artikel 6:2 van de Wvggz genoemde beslistermijn. Als gevolg van de maatregelen die in maart 2020 door de rechtspraak zijn genomen in verband met het coronavirus is het om logistieke en personele redenen niet mogelijk gebleken om alle zaken binnen de daarvoor gestelde termijnen te behandelen. Met inachtneming van de Wvggz en de “Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. corona” zijn verzoeken die zien op (voortzetting van) een opname met voorrang behandeld. De wet verbindt echter geen sanctie aan het niet tijdig beslissen door de rechtbank op het verzoek.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis veroorzaakt door een autisme spectrum stoornis.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige financiële schade.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
De psychiater heeft ter zitting aangegeven dat niet alle in het verzoek vermelde vormen van verplichte zorg thans noodzakelijk zijn, te weten het toedienen van vocht, het toedienen van voeding, andere medische handelingen en therapeutische maatregelen en onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen.
De rechtbank zal het verzoek in zoverre dan ook afwijzen.
Gebleken is dat er, anders dan door betrokkene en zijn advocaat bepleit, geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid, alleen bij een opname;
- insluiten, alleen bij een opname;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- opnemen in een accommodatie;
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.
De rechtbank zal bij de bepaling van de geldigheidsduur rekening houden met het feit dat de behandeling van voornoemd verzoek heeft plaatsgevonden na de wettelijke beslistermijn als ook na de expiratiedatum van de laatst geldende machtiging terwijl betrokkene zich al die tijd, zo is ook ter zitting door de sociaal psychiatrisch verpleegkundige bevestigd, aan de hem voorgeschreven behandeling heeft gehouden. De voor hem af te geven machtiging dient de maximaal wettelijk toegestane duur bij een eerst machtiging niet te overschrijden.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de man]

geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid, alleen bij een opname;
- insluiten, alleen bij een opname;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 4 september 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.L. Sandberg-Crommelin, rechter, bijgestaan door F.A.M. Vreeswijk als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 03 juni 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 10 juni 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.