Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
mr. M. Schaap-Huijsmans, griffier.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juni 2020 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft zich beroepen op de Dublinverordening, waaruit blijkt dat Zweden verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser, geboren op een onbekende datum en van onbekende nationaliteit, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, stellende dat hij in bewijsnood verkeert en dat er systeemfouten zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Zweden, die zouden leiden tot onmenselijke of vernederende behandelingen.
De rechtbank heeft overwogen dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het onderzoek kan worden gesloten zonder zitting, indien het beroep kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er ernstige tekortkomingen zijn in de asielprocedure in Zweden die een reëel risico op onmenselijke behandeling met zich meebrengen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het op de weg van eiser ligt om zich tot de autoriteiten in Zweden te wenden als hij daar problemen ervaart.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep kennelijk ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter E.P.W. van de Ven, in aanwezigheid van griffier M. Schaap-Huijsmans. De uitspraak is nog niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal dat alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na bekendmaking.