ECLI:NL:RBDHA:2020:5327

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
NL20.9004
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van verantwoordelijkheid Frankrijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 mei 2020 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Dit besluit was genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij heeft overwogen dat er geen geschil bestaat over de verantwoordelijkheid van Frankrijk voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft weliswaar een aantal rapporten en artikelen over de situatie van asielzoekers in Frankrijk ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen opvang zal krijgen in Frankrijk. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen medische redenen waren om af te zien van de overdracht aan Frankrijk. De uitspraak is gedaan door rechter M. Kraefft in aanwezigheid van griffier S.L.L. van den Akker. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.9004
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R. Achttienribbe),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. B.M. Kristel).

Procesverloop

Bij besluit van 16 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en Z. Hamawandi als tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Tussen partijen is niet in geschil dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag.
2. In zijn algemeenheid mag verweerder ten opzichte van Frankrijk uitgaan van het interstatelijke vertrouwensbeginsel. In de verschillende rapporten en artikelen waarnaar eiser in beroep heeft verwezen, wordt geen rooskleurig beeld geschetst van de situatie in Frankrijk voor asielzoekers. Ter zitting heeft eiser echter bevestigd dat die geschetste situatie onverminderd slecht is, maar geen verslechtering is ten opzichte van de al langer bestaande situatie waarover de rechtspraak heeft geoordeeld dat die niet aan een overdracht in de weg staat. Eiser heeft daarbij niet aannemelijk gemaakt dat Frankrijk hem geen opvang zal bieden. Frankrijk heeft immers het overnameverzoek geaccepteerd en daarbij aangegeven waar eiser zich na aankomst in Frankrijk moet melden. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat de Franse autoriteiten geen rekening zullen houden met zijn homoseksuele geaardheid en dat hij zich niet tot hen kan wenden voor bescherming in geval van bedreiging door zijn Libanese familie.
3. Uit het overgelegde patiëntendossier van eiser blijkt niet van een lopende behandeling, een verwijzing naar een specialist of medische problematiek die voor verweerder reden had moeten zijn om af te zien van overdracht of daarover eerst medisch advies te vragen.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.L.L. van den Akker, griffier, op 28 mei 2020.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.