ECLI:NL:RBDHA:2020:5313

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
C/09/591616 / FA RK 20-2409
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek om zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 mei 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Het verzoek was gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en betrof een vrouw, geboren in 1996, die in het verleden meerdere keren was opgenomen voor haar psychische problemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de behandeling van het verzoek niet tijdig heeft plaatsgevonden, maar oordeelt dat de officier van justitie ontvankelijk is in het verzoek.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de betrokkene aangegeven dat het goed met haar gaat en dat zij geen medicatie meer slikt. Ze heeft een rechtenstudie gestart en is zich bewust van haar kwetsbaarheid. De advocaat van de betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, onder andere omdat de beslistermijn was verstreken en de medische verklaring niet meer actueel was. De psychiater bevestigde dat de betrokkene momenteel goed functioneert, maar dat er in het verleden zorgen waren over haar toestand.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat, hoewel de betrokkene lijdt aan een bipolaire I stoornis, de huidige situatie niet vereist dat er verplichte zorg wordt opgelegd. De betrokkene komt haar afspraken na en accepteert vrijwillig de behandeling. De rechtbank oordeelt dat een zorgmachtiging op dit moment niet doelmatig en proportioneel is, en wijst het verzoek af. De beschikking is vastgesteld op 11 juni 2020 en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/591616 / FA RK 20-2409
Datum beschikking: 26 mei 2020

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1996, te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. E.E. Weiland te Utrecht.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 14 april 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 2 april 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater 1] , psychiater, die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij haar behandeling betrokken was;
- een zorgplan van 13 maart 2020 met bijlagen;
- een beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan van 10 april 2020;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 26 mei 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene;
- de advocaat;
- de [psychiater 2] ;
- de [behandelaar] .
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Standpunten ter zitting

Betrokkene heeft meegedeeld dat het redelijk goed met haar gaat. Zij is gestart met een rechtenstudie en is op dit moment voornamelijk thuis aan het studeren. Het klopt dat het in het verleden niet goed met haar is gegaan, vanaf haar 15de tot haar 19de is zij constant opgenomen geweest. Betrokkene is altijd goed in contact geweest met haar behandelaren en heeft ok in overleg met behandelaren de medicatie afgebouwd. Zij slikt al anderhalf jaar geen medicatie meer. Na haar verhuizing naar [verblijfplaats] heeft zij zich direct aangemeld bij de GGZ. Zij is zich er goed van bewust dat zij kwetsbaar is en zij staat open voor hulp. Het klopt dat zij, nadat zij pas verhuisd was naar [verblijfplaats] , niet altijd op afspraken is verschenen. Zij was druk met verhuizen, was net een nieuwe studie gestart en was ook op zoek naar een baan. Inmiddels is alles op orde. Betrokkene krijgt hulp en krijgt wekelijks bezoek van behandelaren. Betrokkene wil geen medicatie meer innemen, zij functioneert al twee jaar zonder en heeft in die periode ook haar VWO diploma behaald. Wanneer zij medicatie gebruikt kan zij zich niet goed focussen en kan zij dus niet studeren. Betrokkene is wel bereid noodmedicatie te slikken op het moment dat er sprake is van een manische episode.
De advocaat heeft namens betrokkene gepleit voor afwijzing van het verzoek nu de beslistermijn is verstreken. Verder is de medische verklaring niet meer actueel. Tenslotte gaat het goed met betrokkene en accepteert zij zorg. Mocht het wellicht niet goed gaan dan kan er altijd een crisismaatregel worden aangevraagd.
De psychiater heeft naar voren gebracht dat betrokkene positief overkomt in het gesprek. Eind vorig jaar zijn er verontrustende berichten geweest en zijn er zorgen geuit, ook vanuit de moeder van betrokkene. Ten tijde van de aanvraag is er sprake geweest van een hypomaan beeld. Zoals het beeld nu is, is de zorgmachtiging bedoeld als stok achter de deur. Wanneer ambulante hulp niet meer lukt dan zal een klinische opname nodig zijn. Tijdens haar terugval, na haar verhuizing naar [verblijfplaats] , is aan betrokkene medicatie voorgeschreven. Daar is betrokkene zelf mee gestopt. Gelet op het huidige beeld van betrokkene is het op dit moment niet nodig om medicatie voor te schrijven. Betrokkene houdt zich op dit moment aan de afspraken met haar behandelaar.

Beoordeling

De rechtbank stelt vast dat de behandeling van het verzoek tot een zorgmachtiging plaatsvindt na de in artikel 6:2 van de Wvggz genoemde beslistermijn. Als gevolg van de maatregelen die in maart 2020 door de rechtspraak zijn genomen in verband met het coronavirus is het om logistieke en personele redenen niet mogelijk gebleken om alle zaken binnen de daarvoor gestelde termijnen te behandelen. Met inachtneming van de Wvggz en de “Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. corona” zijn verzoeken die zien op (voortzetting van) een opname met voorrang behandeld. De wet verbindt echter geen sanctie aan het niet tijdig beslissen door de rechtbank op het verzoek. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in het verzoek.
De medische verklaring dateert van 2 april 2020. Mede gelet op de toelichting van de psychiater ter zitting acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht over de actuele medische situatie van betrokkene.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een bipolaire I stoornis.
Deze stoornis kan tot ernstig nadeel leiden. In een manische episode put betrokkene zichzelf uit en is zij in het verleden in gevaarlijke situaties terecht gekomen. Er zijn zorgen over de financiën en de studievoortgang. Betrokkene is kwetsbaar.
Om het ernstig nadeel af te wenden heeft betrokkene zorg nodig.
Ter zitting is gebleken dat het beeld van betrokkene ten opzichte van het beeld ten tijde van de aanvraag van de zorgmachtiging, is verbeterd. Betrokkene hoeft op dit moment geen medicatie te gebruiken. Zij komt haar afspraken met haar ambulante behandelaars na. Er is sprake van een overeenstemming tussen betrokkene en haar behandelaars en betrokkene accepteert (vrijwillig) de behandeling. Uit het verzoek en het behandelde ter zitting is verder onvoldoende gebleken waarom verplichte zorg voor de betrokkene noodzakelijk is en onder welke omstandigheden welke verplichte zorg ingezet zou moeten worden. Betrokkene geeft verder aan dat een zorgmachtiging een averechts effect op haar toestandsbeeld kan hebben. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat een zorgmachtiging op dit moment niet doelmatig en proportioneel is.
De rechtbank zal het verzoek dan ook afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. O.F. Bouwman, rechter, bijgestaan door S.A. van Schaik-van Dommelen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 26 mei 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 11 juni 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.