ECLI:NL:RBDHA:2020:5312

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
09/837521-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd aan verdachte voor diefstal en mishandeling

Op 16 juni 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 35-jarige inwoner van Voorhout, die beschuldigd werd van diefstal van twee elektrische fietsen in november 2019 te Lisse en mishandeling in maart 2020 te Lisse. De rechtbank heeft de verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd, waarbij hij zich moet laten behandelen voor zijn middelengebruik. De zaak kwam ter terechtzitting op 2 juni 2020, waar de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.J.W. de Water, aanwezig was. De officier van justitie, mr. E. Laanen, heeft gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en de oplegging van de ISD-maatregel met voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen en mishandeling. De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan diefstal van een elektrische fiets, wat de rechtbank als ergerlijke feiten beschouwt. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan mishandeling, wat heeft geleid tot pijn en letsel bij het slachtoffer. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de reclasseringsadviezen, die een voorwaardelijke ISD-maatregel adviseerden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar, met voorwaarden zoals meldplicht, opname in een zorginstelling en ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 1.168,58 toegewezen aan de benadeelde partij, die door de verdachte is aangedaan. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijk opgelegde straffen zijn afgewezen, omdat deze de uitvoering van de ISD-maatregel zouden belemmeren.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/837521-19, 09/817113-20 (gev. ttz.), 09/188930-18 (tul) en 09/819283-17 (tul)
Datum uitspraak: 16 juni 2020
Tegenspraak

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting, huis van bewaring “P.I. Alphen, locatie Eikenlaan”, te Alphen aan den Rijn.

De terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 2 juni 2020.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.J.W. de Water, advocaat te Den Haag, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. E. Laanen heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding met parketnummer 09/817113-20 ten laste gelegde feit en bij dagvaarding met parketnummer 09/837521-19 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte zal worden opgelegd de voorwaardelijke maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de ISD-maatregel)met een proeftijd van twee jaren met voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd. Deze voorwaarden dienen dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard.

De tenlasteleggingAan de verdachte is bij parketnummer 09/837521-19 ten laste gelegd dat:

1.
hij op of omstreeks 06 november 2019 te Lisse, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een elektrische fiets (Giant Dames Elect), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 19 november 2019 te Lisse, althans in Nederland, een elektrische fiets (Giant Grand Tour E+), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Aan de verdachte is bij parketnummer 09/817113-20 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 04 maart 2020 te Lisse, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] (meermalen) in het gezicht althans tegen het hoofd te stompen en/of slaan.

De bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel met een opgave daarvan, zal dit plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

De bewezenverklaring

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen – elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
Onder parketnummer 09/837521-19:
1.
hij op 06 november 2019 te Lisse, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een elektrische fiets (Giant Dames Elect),
diegeheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 19 november 2019 te Lisse, althans in Nederland, een elektrische fiets (Giant Grand Tour E+),
diegeheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Onder parketnummer 09/817113-20:
hij op 04 maart 2020 te Lisse, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] (meermalen) in het gezicht althans tegen het hoofd te stompen.

De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Onder parketnummer 09/837521-19:

Feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen

Feit 2: diefstal

Onder parketnummer 09/817113-20:

mishandeling

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De strafoplegging

Na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich twee keer schuldig gemaakt aan diefstal van een elektrische fiets. Dit zijn ergerlijke feiten. Door aldus te handelen heeft de verdachte geen enkel respect getoond voor andermans goed.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling in het openbaar. Door het handelen van de verdachte heeft het slachtoffer pijn en letsel ondervonden en is zijn kunstgebit beschadigd. Hiermee heeft de verdachte in ernstige mate inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van 6 mei 2020 betreffende de verdachte, waaruit is gebleken dat de verdachte eerder voor een mishandeling en voor meerdere vermogensdelicten is veroordeeld. Kennelijk hebben de veroordelingen in het verleden de verdachte er niet van weerhouden om de onderhavige feiten te plegen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de reclasseringsadviezen van Reclassering Nederland van 30 december 2019 evenals die van Fivoor van 24 februari 2020. In deze adviezen wordt een voorwaardelijke ISD-maatregel geadviseerd met als voorwaarden: meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, dagbesteding en het verbod op andere huisvesting zonder voorafgaande toestemming. Ter zitting heeft de officier van justitie een voorwaardelijke ISD-maatregel met voorwaarden geëist zoals door de reclassering is geadviseerd. De advocaat en de verdachte hebben ter zitting medegedeeld zich in deze voorwaarden te kunnen vinden.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte voldoet aan de definitie van stelselmatige dader, zoals bedoeld in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers, en dat is voldaan aan alle voorwaarden voor het opleggen van een ISD-maatregel, zoals bepaald in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht.
Het opleggen van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel is een uiterste middel, waartoe in beginsel slechts wordt besloten indien alle mogelijkheden voor hulpverlening zijn uitgeput. De verdachte toont op dit moment echter, anders dan in het verleden, veranderingsgezindheid en staat open voor behandeling. Zo wordt de verdachte op dit moment ambulant behandeld bij de Forensische Polikliniek de Waag. Hij maakt daar een gemotiveerde indruk. Ter zitting heeft de verdachte verklaard open te staan voor hulpverlening en te willen werken aan een daadwerkelijke gedragsverandering.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel opleggen met een proeftijd van twee jaar met daaraan verbonden de door de reclassering in het rapport van 24 februari 2020 genoemde voorwaarden.
Nu de verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten mishandeling, zoals bewezen verklaard, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14e Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

De vordering van de benadeelde partij

[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.168,58 te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
De vordering is door de verdachte niet betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bij parketnummer 09/837521-19 onder feit 1 bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering geheel toewijzen.

Schadevergoedingsmaatregel

Nu de verdachte voor het bij parketnummer 09/837521-19 onder feit 1 bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.168,58, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 6 november 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening.

De vorderingen tot tenuitvoerlegging

De verdediging deelt het standpunt van de officier van justitie dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging afgewezen dienen te worden, omdat de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel zou belemmeren.
De rechtbank wijst daarom de twee vorderingen tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie van 10 april 2020 met parketnummers 09/188930-18 en 09/819283-17 af.

De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 57, 36f, 38m, 38n, 300, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder parketnummers 09/837521-19 en 09/817113-20 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
onder parketnummer 09/837521-19:

Feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen;

Feit 2: diefstal;

onder parketnummer 09/817113-20:

mishandeling;

verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
legt de verdachte op:
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor
de duur van
2 (TWEE) JAREN;
bepaalt dat die maatregel niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat verdachte:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich meldt bij de GGZ reclassering Fivoor, Witte Singel 8, Leiden. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht;
- zich laat opnemen in een nader te indiceren zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start op een nader te bepalen moment. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering dat nodig acht. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst acht, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zich laat behandelen door de Forensische Polikliniek de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Bij terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. In een dergelijk geval kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat betrokkene zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig acht.
- veroordeelde zal zich (tijdelijk) vestigen op een locatie die door de reclassering zal worden aangewezen in afwachting van zijn opname in een zorginstelling. Veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- veroordeelde is verplicht tot het verrichten van een dagbesteding;
geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het -op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht- uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
de vordering van de benadeelde partij
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde 1] een bedrag van € 1168,58, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 6 november 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening.
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1168,58, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 6 november 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening.
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 21 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de vorderingen tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van het bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Den Haag van 2 oktober 2018 onder parketnummer 09/188930-18 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van het bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Den Haag van 25 april 2018 onder parketnummer 09/819283-17 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.C.J. Vriend, voorzitter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
mr. L.K. van Zaltbommel, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.A. Goldstoff, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 juni 2020.