ECLI:NL:RBDHA:2020:5311

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
8012879 RP VERZ 19-50514
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindbeschikking inzake pensioen gerelateerde vragen en verzoeken van werknemer tegen SRK

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2020 uitspraak gedaan in een procedure tussen een werknemer en de stichting SRK. De werknemer, die in persoon procedeerde, had verschillende verzoeken ingediend met betrekking tot haar pensioenopbouw bij SRK en de pensioenregeling bij ARAG. De kantonrechter heeft kennisgenomen van eerdere beschikkingen en de ingediende stukken van beide partijen. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 januari 2020 heeft de werknemer haar verzoek gewijzigd en vermeerderd, wat door de kantonrechter is toegestaan.

De kantonrechter heeft de verzoeken van de werknemer beoordeeld, waaronder een verzoek om specificatie van een compensatiebedrag van € 7.334,23. De kantonrechter oordeelde dat SRK de werknemer een specificatie van dit bedrag moest verstrekken, omdat het bedrag zonder onderbouwing was gepresenteerd. De overige verzoeken van de werknemer, waaronder verzoeken om informatie over pensioenaanspraken en indexatie, zijn afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer geen partij was bij een relevante overeenkomst en dat de verzoeken niet konden leiden tot een concreet financieel nadeel.

In het zelfstandig tegenverzoek van SRK werd verklaard dat de arbeidsovereenkomst van de werknemer op 30 juni 2019 was geëindigd. De kantonrechter heeft de werknemer veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 360,00. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de veroordelingen onmiddellijk moeten worden nageleefd, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CB/c
Zaaknr.: 8012879 RP VERZ 19-50514
Uitspraakdatum: 18 maart 2020
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
verder te noemen: werknemer,
procederend in persoon,
tegen
de stichting
Afwikkeling SRK,
gevestigd en kantoorhoudende te Zoetermeer,
verwerende partij,
verder te noemen: SRK,
gemachtigde: [gemachtigde] (BDO Legal).

1.Het procesverloop

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- de (tussen)beschikking van 7 februari 2020;
- de akte aan de zijde van SRK, binnengekomen bij de griffie op 6 februari 2020 met negen producties (geletterd A tot en met I);
- de akte aan de zijde van werknemer, binnengekomen bij de griffie op 4 maart 2020.
1.2.
Vervolgens is einduitspraak in deze procedure bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Zoals vermeld in rechtsoverweging 5.30 van de (tussen)beschikking van 7 februari 2020 heeft werknemer pas tijdens de mondelinge behandeling op 10 januari 2020 haar verzoek gewijzigd en vermeerderd. In het kader van de goede procesorde is SRK toegelaten dat zij op deze wijziging en vermeerdering zou kunnen reageren en dat werknemer tenslotte nog op de reactie van SRK zou mogen reageren. SRK heeft daarop op 6 februari 2020 een akte (met producties) genomen en werknemer op 4 maart 2020.
2.2.
Omdat daar van de zijde van SRK geen bezwaar tegen is gemaakt, zal de kantonrechter de wijziging en vermeerdering van het verzoek toelaten.
2.3.
Onder de elementen (V.) tot en met (IX.) heeft werknemer een aantal verzoeken gedaan die alle verband houden met de opbouw van haar pensioen bij SRK Rechtsbijstand, de aanvulling door SRK van het door werknemer bij SRK opgebouwde pensioen bij de pensioenuitvoerder van SRK (Nationale Nederlanden) en de verdere opbouw van haar pensioen bij ARAG. De kantonrechter zal de (neven)verzoeken hierna achtereenvolgens behandelen.
2.4.
Nevenverzoek V. betreft een veroordeling tot het verstrekken van een specificatie van het bedrag van € 7.334,23 (bruto) en het beantwoorden van een aantal door werknemer gestelde vragen. De kantonrechter volgt werknemer in zoverre dat uit de overgelegde stukken blijkt dat iedere (ex-)werknemer van SRK recht heeft op een compensatie, bij de berekening waarvan bepaalde persoonlijke omstandigheden een rol spelen. Dat betekent dat het bedrag van € 7.334,23 de resultante is van een aantal factoren. Weliswaar heeft SRK als producties E2 bij haar akte van 6 februari 2020 een overzicht overgelegd van het opgebouwde ouderdomspensioen van werknemer, maar het bedrag van de eenmalige compensatie van € 7.334,23 wordt weergegeven zonder enige onderbouwing en/of toelichting over de wijze van berekening. Het moet voor SRK een niet al te grote opgave zijn de factoren, die leiden tot dit eindbedrag aan werknemer te verstrekken. Daarom zal de kantonrechter SRK tot een specificatie van dat bedrag veroordelen. De kantonrechter ziet vooralsnog geen reden aan deze veroordeling een dwangsom te verbinden, omdat van SRK verwacht mag worden dat zij zich aan een rechterlijke beslissing houdt.
2.5.
De overige elementen van nevenverzoek V. zullen worden afgewezen. Werknemer heeft inderdaad in haar brief van 27 december 2019 een aantal vragen gesteld. Voor zover SRK niet reeds eerder op deze vragen is ingegaan, is zij in haar akte van 5 februari 2020 tot op een zeker detailniveau ingegaan op de vragen van werknemer. In dat licht kon werknemer het niet laten bij een enkele ontkenning (akte van 4 maart 2020, blz. 2, eerste alinea), dat
Mijn vragen helemaal niet [zijn] beantwoord.Het had op de weg gelegen om concreter aan te geven welke vragen nog niet waren beantwoord.
2.6.
Nevenverzoek VI. betreft het doen maken van een individuele vergelijking tussen de (hypothetische) pensioenaanspraken in het geval zij in dienst zou zijn gebleven bij SRK, kennelijk onder de aanname dat tot haar pensioendatum geen wijzigingen in de pensioenopbouw zouden plaatsvinden en de (evenzeer hypothetische) pensioenaanspraken bij ARAG. Van de zijde van SRK is erkend dat de pensioenregeling bij ARAG minder gunstig is dan die bij SRK, maar in dat kader is een compensatieregeling overeengekomen. De kantonrechter volgt SRK in de stelling dat er feitelijk geen sprake is van wijziging van de pensioenregeling van werknemer. Zij blijft immers deelnemer in de pensioenregeling van SRK, weliswaar als ‘niet-actieve deelnemer’ of ‘slaper’ en zij zal ten zijner tijd pensioenuitkering vanuit de pensioenuitvoerder Nationale Nederlanden ontvangen, tenzij in de tussentijd een waardeoverdracht heeft plaatsgevonden naar de pensioenuitvoerder van ARAG (of enige andere toekomstige werkgever van werknemer). Daarnaast is zij sinds 1 juli 2019 deelnemer geworden in een andere pensioenregeling (met andere voorwaarden), namelijk de pensioenregeling van ARAG. Zowel de waardeontwikkeling in de pensioenregeling van SRK, in het geval zij daarin een actieve deelnemer zou zijn gebleven, als de waardeontwikkeling in de pensioenregeling van ARAG zijn op dit moment niet concreet op geld te waarderen. Gelet op de tekst van dit nevenverzoek gaat het werknemer om een compensatie voor mogelijk pensioen
nadeel. Een vergelijking tussen twee hypothetische berekeningen kan echter nimmer een concreet, thans op geld te waarderen nadeel opleveren. Reeds daarom zal dit nevenverzoek worden afgewezen.
2.7.
Nevenverzoek VII. en VII. betreffen informatie omtrent het indexatiedepot bij de pensioenuitvoerder van SRK. Naar het oordeel heeft SRK deze informatie in voldoende mate verstrekt, in de zin dat zij duidelijk heeft gemaakt dat over de jaren 2017 en 2018 vanuit het depot nog een zekere indexatie mogelijk is gemaakt, maar dat het depot sindsdien ‘op’ is. Daarbij is niet gebleken dat de pensioenaanspraken van werknemer niet ook over de jaren 2017 en 2018 zijn geïndexeerd. Deze nevenverzoeken zullen aldus worden afgewezen.
2.8.
Nevenverzoek IX. tenslotte betreft een verklaring voor recht met betrekking tot de ‘Overeenkomst op hoofdlijnen’. De kantonrechter volgt in deze SRK dat werknemer geen partij is bij deze overeenkomt en dat deze overeenkomst daarmee buiten het bereik van artikel 7:686a lid 3 BW. ligt. Ook dit nevenverzoek zal daarom worden afgewezen.
2.9.
Nu alle verzoeken in deze procedure behandeld zijn kan een eindbeslissing op alle verzoeken en nevenverzoeken van werknemer en op het tegenverzoek van SRK worden genomen. Deze worden hieronder gegeven. Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal werknemer worden veroordeeld in de proceskosten.

3.De beslissing

De kantonrechter:
In het inleidende verzoek van werknemer
3.1.
wijst het verzoek van werknemer af;
In de nevenverzoeken van werknemer
3.2.
veroordeelt SRK om binnen twee weken na de datum van deze beschikking een specificatie te verstrekken van het aangeboden bedrag van EUR 7.334,23 bruto;
3.3.
wijst de nevenverzoeken van werknemer voor het overige af;
In het zelfstandig tegenverzoek van SRK
3.4.
verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst van werknemer op 30 juni 2019 is geëindigd als gevolg van beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden;
3.5.
wijst het meer of anders verzochte af;
In het inleidende verzoek, de nevenverzoeken en het tegenverzoek
3.6.
veroordeelt werknemer in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van SRK begroot op € 360,00 als salaris van de gemachtigde van SRK;
3.7.
verklaart deze beschikking wat betreft de veroordeling van SRK tot het verstrekken van een specificatie (rechtsoverweging 2.3.) en de proceskostenveroordeling van werknemer uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. C.W.D. Bom en is op 18 maart 2020 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.