ECLI:NL:RBDHA:2020:5278
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep wegens niet tijdig beslissen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M. Spapens, had op 18 december 2019 beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. S.J.M. Leijtens, niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag. Op 7 januari 2020 werd alsnog een beslissing genomen, maar de verzoeker trok zijn beroep in en vroeg de rechtbank om vergoeding van de gemaakte proceskosten. De verweerder gaf op 9 april 2020 aan niet bereid te zijn deze kosten te vergoeden.
De rechtbank oordeelde dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, aangezien de zaak zich leent voor een schriftelijke afhandeling. De rechtbank overwoog dat de verzoeker recht heeft op een proceskostenvergoeding, omdat de verweerder niet tijdig had beslist op de asielaanvraag. De rechtbank stelde vast dat de verzoeker een professionele juridische hulpverlener had ingeschakeld en dat er een vergoeding van € 262,50 werd toegekend, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van de zaak.
De rechtbank concludeerde dat de verweerder de proceskosten moest vergoeden aan de verzoeker, ondanks de argumenten van de verweerder dat er geen recht op vergoeding zou zijn. De uitspraak werd gedaan door mr. V.E. van der Does, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Zwijnenberg, en werd bekendgemaakt op 8 juni 2020. Vanwege coronamaatregelen werd de uitspraak niet in een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.