ECLI:NL:RBDHA:2020:5271

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juni 2020
Publicatiedatum
15 juni 2020
Zaaknummer
NL20.1041
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van staatloze Palestijn met gestelde biseksuele gerichtheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een staatloze Palestijn, geboren in Algerije, die eerder in Denemarken verbleef. De eiser heeft op 11 juli 2018 asiel aangevraagd in Nederland, waarbij hij stelt biseksueel te zijn en te zijn vervolgd in Libanon vanwege zijn seksuele gerichtheid. De rechtbank heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de verklaringen van de eiser over zijn seksuele gerichtheid niet geloofwaardig werden geacht. De rechtbank oordeelde dat de eiser tijdens het nader gehoor in het Engels is gehoord, wat hij zelf had aangegeven als voldoende, en dat er geen aanwijzingen waren dat hij zijn verhaal niet goed kon vertellen. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel, mede omdat hij zich pas zes dagen na aankomst in Nederland heeft gemeld voor een asielaanvraag. De rechtbank heeft ook overwogen dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet vrijwillig uit Libanon is vertrokken, aangezien hij daar bescherming genoot van de UNRWA. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.1041
V-nummer: [V-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. F.A. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Post).

ProcesverloopEiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 9 januari 2020 (het bestreden besluit).

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.1042, plaatsgevonden op 4 juni 2020. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser is een staatloze Palestijn en is geboren in Algerije op [geboortedatum] . Zijn ouders zijn geboren in een vluchtelingenkamp in Libanon. Toen eiser 4 jaar oud was, is hij met zijn familie naar Tunesië verhuisd. Een paar jaar later, eiser was toen 7 jaar oud, zijn ze naar Denemarken gevlucht, waar zij asiel hebben gekregen vanwege de werkzaamheden van eisers vader voor de PLO (Palestine Liberation Organisation). Eiser is getrouwd met een Deense vrouw en heeft met haar een kind. In 2013 is eiser door de Deense autoriteiten uitgezet naar Libanon. Zijn verblijfsvergunning was ingetrokken vanwege strafrechtelijke veroordelingen. Van 2013 tot zijn vertrek naar Nederland in 2018 heeft eiser in een vluchtelingenkamp in Libanon verbleven. Op 11 juli 2018 heeft hij in Nederland asiel aangevraagd.
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij biseksueel is. In Libanon heeft hij een relatie gehad met een man, [naam 2] . Op enig moment zijn eiser en [naam 2] aangevallen door een aantal gewapende mannen, omdat zij hen zagen kussen. Dit gebeurde buiten het vluchtelingenkamp. [naam 2] wist meteen te ontsnappen, maar men probeerde eiser mee te nemen. Op een gegeven moment zag eiser toch gelegenheid weg te rennen en, ondanks dat er op hem geschoten werd, wist hij te ontsnappen. Daarna is eiser zes maanden lang zoveel mogelijk thuis gebleven, voordat hij besloot Libanon te verlaten.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder acht eisers verklaringen over zijn gestelde seksuele gerichtheid niet geloofwaardig. Doorslaggevend daarbij is dat eiser volgens verweerder zijn gevoelens en de wijze waarop hij zichzelf als biseksueel beschouwt en begrijpt, niet inzichtelijk heeft gemaakt. Eiser volstaat met verklaringen over het fysieke aspect van zijn biseksualiteit. Verder heeft eiser slechts oppervlakkig verklaard over zijn gestelde relatie met een man die eiser nadrukkelijk niet als een liefdesrelatie ziet. Nu de gestelde mishandeling voortvloeit uit deze relatie acht verweerder die gebeurtenis reeds daarom niet geloofwaardig. Eisers verklaringen hierover zijn volgens verweerder ook op zich niet geloofwaardig.
Verweerder heeft vastgesteld dat eiser in Libanon bescherming heeft genoten van de UNRWA [1] . Nu de reden van zijn vertrek uit Libanon ongeloofwaardig is geacht, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij niet vrijwillig is vertrokken. De uitsluitingsgrond van artikel 1(D) van het Vluchtelingenverdrag is daarom op eiser van toepassing en van hem mag verwacht worden dat hij zich (weer) naar het mandaatgebied begeeft om de bescherming van de UNRWA in te roepen. Er is immers niet gebleken dat hij binnen dat mandaatgebied een gegronde vrees voor vervolging heeft en daartegen geen bescherming van de UNRWA kan inroepen.
De aanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond omdat eiser zich pas zes dagen na zijn aankomst heeft aangemeld om een asielaanvraag in te dienen.
4. Eiser heeft in beroep allereerst aangevoerd dat hij niet toereikend heeft kunnen verklaren over zijn seksuele gerichtheid omdat hij tijdens het nader gehoor in het Engels is gehoord en niet in het Deens, dat hij stelt beter te beheersen. De rechtbank stelt vast dat eiser op het formulier persoonsgegevens heeft ingevuld dat hij het Engels voldoende beheerst om in die taal gehoord te worden. Verweerder heeft dit echter bij aanvang van het nader gehoor onderzocht, naar aanleiding van opmerkingen hierover in de aanvullingen en correcties op het eerste gehoor. Eiser heeft bij aanvang van het nader gehoor uitdrukkelijk verklaard dat hij het Engels goed genoeg beheerst om zijn verhaal te doen. Dit heeft hij tijdens en na afloop van het gehoor nogmaals bevestigd. In de correcties en aanvullingen op het nader gehoor is hier niet op terug gekomen. Ook overigens blijkt uit het verslag van het nader gehoor niet van aanwijzingen dat eiser zijn verhaal niet goed heeft kunnen vertellen. Ten slotte is in beroep niet geconcretiseerd welke andere of aanvullende verklaringen hij had willen afleggen. De beroepsgrond faalt.
5. Verweerder heeft uitgebreid gemotiveerd waarom eisers verklaringen over zijn gestelde seksuele gerichtheid niet geloofwaardig zijn en daar is in beroep verder niets concreets tegenin gebracht. Verweerder heeft bij zijn beoordeling ook eisers verklaringen betrokken over zijn kennis van de situatie van LHBTI’s [2] in Libanon en Nederland. Deze overwegingen van verweerder vormen echter niet het zwaartepunt van de beoordeling. Los daarvan heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat van iemand die in Nederland stelt biseksueel te zijn en in Libanon een langdurige homoseksuele relatie te hebben gehad in beginsel mag worden verwacht dat hij over genoemde zaken het nodige kan vertellen. Dat eiser stelt in Libanon slechts bezig te zijn geweest met overleven, maakt dit niet anders. Juist vanwege de aan eisers gestelde gerichtheid verbonden risico’s ligt het in de rede dat eiser zich zou verdiepen in de situatie voor LHBTI’s in Libanon. Dat eiser zich inmiddels wel mengt in de LHBTI-gemeenschap in Nederland doet aan verweerders beoordeling in het bestreden besluit niet af.
6. Nu eisers gestelde seksuele gerichtheid niet wordt geloofd, zijn de gestelde problemen als gevolg van die gerichtheid evenmin geloofwaardig. Daarnaast heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat eiser meerdere bevreemdingwekkende verklaringen heeft afgelegd over zijn gestelde ontsnapping. Onder meer heeft verweerder het vreemd kunnen vinden dat eiser heeft kunnen ontsnappen terwijl er vanaf korte afstand gericht op hem werd geschoten. Eisers reactie dat er niet op hem zou zijn geschoten met de bedoeling om hem te doden is een veronderstelling die hieraan niet afdoet. Op de overige tegenwerpingen heeft eiser in beroep niet gereageerd.
7. Dat, zoals eiser heeft aangevoerd, volgens Libanese wetgeving ‘onnatuurlijke seksuele relaties’ verboden zijn, leidt niet tot de conclusie dat eiser bij terugkeer in Libanon een reëel risico loopt op ernstige schade, aangezien eisers gestelde seksuele gerichtheid niet wordt geloofd.
8. Gelet op al het voorgaande heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel. Verweerder heeft bovendien terecht overwogen dat eiser zich na aankomst in Nederland niet onverwijld heeft gemeld voor het doen van een asielaanvraag. Eiser heeft zonder goede verklaring zes dagen gewacht. De aanvraag is om die reden terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Dat, zoals eiser in reactie hierop heeft aangevoerd, verweerder er zelf niet in alle gevallen in slaagt om binnen de wettelijke termijn te beslissen op asielaanvragen staat hier los van.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.United Nations Relief and Works Agency
2.Lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgender- en intersekse personen