ECLI:NL:RBDHA:2020:5216

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2020
Publicatiedatum
12 juni 2020
Zaaknummer
NL20.9009
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublin-overdracht aan Italië

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een asielzoeker. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De staatssecretaris stelde dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, conform de Dublinverordening.

De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij aan Italië zou worden overgedragen totdat op zijn beroep was beslist. De staatssecretaris heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening, wat betekent dat de behandeling van het beroep kan worden aangehouden.

Tijdens de zitting op 26 mei 2020 is de verzoeker niet verschenen, maar de staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het verzoek om voorlopige voorziening niet kan worden toegewezen, omdat de overdracht aan Italië momenteel niet mogelijk is door de Corona-maatregelen. Bovendien is het niet in overeenstemming met de wet om een verzoek toe te wijzen dat niet voortkomt uit een belang van de verzoeker zelf.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat het beroep in een andere zaak ongegrond is verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.9009

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W. Griffioen).

Procesverloop

Bij besluit van 16 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft de voorzieningenrechter meegedeeld dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van de voorlopige voorziening, waarbij de behandeling van het beroep kan worden aangehouden.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.9008, plaatsgevonden op 26 mei 2020. Verzoeker is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Verzoeker heeft verzocht om een voorlopige voorziening ter voorkoming van zijn overdracht aan Italië totdat op zijn beroep is beslist. Verweerder verzet zich niet (langer) tegen toewijzing van dit verzoek. Onder verwijzing naar de inhoud van een brief van 8 april 2020 inhoudende een algemene standpuntbepaling van de IND/JZ in Dublin beroeps- en vovo procedures, heeft verweerder toegelicht waarom hij zich niet verzet tegen toewijzing van de door verzoeker gevraagde voorlopige voorziening. Toewijzing daarvan leidt ertoe dat de termijn van zes maanden als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening (de termijn waarbinnen de vreemdeling na acceptatie van de zogenoemde Dublinclaim moet worden overgedragen alvorens de verantwoordelijkheid van de behandeling van de asielaanvraag overgaat naar de lidstaat die de Dublinclaim heeft gelegd, in casu Nederland), wordt gestuit zolang de vreemdeling niet kan worden overgedragen. Overdracht van verzoeker aan Italië is momenteel, als gevolg van de door Nederland en Italië getroffen Corona-maatregelen, niet mogelijk.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter geeft het geen pas en is het niet in overeenstemming met het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht om een verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen om een belang veilig te stellen dat niet aan de kant van de verzoeker is gelegen, maar aan de kant van het bestuursorgaan dat het besluit heeft geslagen waartegen het aan de gevraagde voorziening connexe beroep zich richt.
Omdat de rechtbank het beroep bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL20.9008, ongegrond heeft verklaard is ook geen voorlopige voorziening meer nodig.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier.
De uitspraak is gedaan op:
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.