ECLI:NL:RBDHA:2020:5214
Rechtbank Den Haag
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublin-overdracht aan Spanje
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een asielzoeker. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, conform de Dublinverordening. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om zijn overdracht aan Spanje te voorkomen totdat op zijn beroep was beslist.
De staatssecretaris heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening, wat betekent dat de behandeling van het beroep kan worden aangehouden. Tijdens de zitting op 26 mei 2020 is de verzoeker niet verschenen, maar de staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het verzoek om voorlopige voorziening niet kan worden toegewezen, omdat de overdracht aan Spanje momenteel niet mogelijk is door de Corona-maatregelen. Bovendien is het niet in overeenstemming met de wet om een verzoek toe te wijzen dat niet voortkomt uit een belang van de verzoeker, maar uit de omstandigheden van het bestuursorgaan.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat het beroep in een andere zaak (NL20.8405) ongegrond is verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de Coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.