In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 mei 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker die bijzondere bijstand heeft aangevraagd voor de thuiskweek van cannabis. Het primaire besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leiden, dat deze aanvraag op 20 april 2020 had afgewezen, werd door de verzoeker bestreden. De verzoeker, die lijdt aan ernstige psychiatrische problematiek en al meer dan twintig jaar cannabis gebruikt om zijn klachten te verlichten, heeft een herhaalrecept voor medicinale cannabis, maar kan de kosten daarvan niet volledig dekken. Tijdens de zitting op 13 mei 2020, die via Skype plaatsvond, heeft de verzoeker zijn situatie toegelicht en aangegeven dat hij financieel klem zit en afhankelijk is van leningen om zijn medicatie te kunnen betalen.
De voorzieningenrechter overwoog dat er sprake is van spoedeisendheid, gezien de financiële situatie van de verzoeker en zijn afhankelijkheid van medicinale cannabis. De voorzieningenrechter stelde vast dat de verzoeker al anderhalf jaar bezig is met het verkrijgen van toestemming en vergoeding voor de thuiskweek van cannabis, en dat hij in een crisissituatie verkeert. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van de verzoeker bij het treffen van een voorlopige voorziening zwaarder weegt dan het belang van de verweerder. Daarom werd besloten dat de verzoeker met ingang van 18 mei 2020 wekelijks € 58,00 van de verweerder zou ontvangen ter vergoeding van de medicinale cannabis, tot de eerste oogst gereed is.
Daarnaast werd de verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de verzoeker, die op € 1.024,00 werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.