ECLI:NL:RBDHA:2020:5199

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2020
Publicatiedatum
11 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2938
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening voor bijzondere bijstand in verband met thuiskweek van medicinale cannabis

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 mei 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker die bijzondere bijstand heeft aangevraagd voor de thuiskweek van cannabis. Het primaire besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leiden, dat deze aanvraag op 20 april 2020 had afgewezen, werd door de verzoeker bestreden. De verzoeker, die lijdt aan ernstige psychiatrische problematiek en al meer dan twintig jaar cannabis gebruikt om zijn klachten te verlichten, heeft een herhaalrecept voor medicinale cannabis, maar kan de kosten daarvan niet volledig dekken. Tijdens de zitting op 13 mei 2020, die via Skype plaatsvond, heeft de verzoeker zijn situatie toegelicht en aangegeven dat hij financieel klem zit en afhankelijk is van leningen om zijn medicatie te kunnen betalen.

De voorzieningenrechter overwoog dat er sprake is van spoedeisendheid, gezien de financiële situatie van de verzoeker en zijn afhankelijkheid van medicinale cannabis. De voorzieningenrechter stelde vast dat de verzoeker al anderhalf jaar bezig is met het verkrijgen van toestemming en vergoeding voor de thuiskweek van cannabis, en dat hij in een crisissituatie verkeert. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van de verzoeker bij het treffen van een voorlopige voorziening zwaarder weegt dan het belang van de verweerder. Daarom werd besloten dat de verzoeker met ingang van 18 mei 2020 wekelijks € 58,00 van de verweerder zou ontvangen ter vergoeding van de medicinale cannabis, tot de eerste oogst gereed is.

Daarnaast werd de verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de verzoeker, die op € 1.024,00 werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/2938
uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 mei 2020 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. B.G.M.C. Peters),
tegen

het college van burgemeester en wethouders van Leiden, verweerder

(gemachtigde: mw. P. ten Have),

Procesverloop

Bij besluit van 20 april 2020 (het primaire besluit] heeft verweerder de aanvraag voor bijzondere bijstand afgewezen voor thuiskweek van cannabis.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skype plaatsgevonden op 13 mei 2020. Verzoeker is verschenen en werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.2
De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, gelet op hetgeen verzoeker heeft aangevoerd over zijn financiële situatie, niet op voorhand kan worden gezegd dat er geen sprake is van spoedeisendheid. Ook aan de overige eisen van artikel 8:81 van de Awb is voldaan.
2.1
Verzoeker is bekend met ernstige psychiatrische problematiek en gebruikt al meer dan twintig jaar cannabis om zijn klachten te dempen. Dit heeft de instemming van zijn behandelend psychiater. In oktober 2018 is bij hem een hennepkast met vier planten verwijderd door de politie. Sindsdien staat verzoeker in contact met het Veiligheidshuis en verweerder om een passende voorziening te bewerkstelligen en is hij aangewezen geweest op medicinale cannabis uit de apotheek. Hij heeft een herhaalrecept, geldig tot 7 april 2021, voor 2 gram medicinale cannabis per dag.
2.2
Op 13 maart 2020 heeft verzoeker bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van de thuiskweek van cannabis. Bij het bestreden besluit heeft verweerder heeft deze aanvraag afgewezen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er weliswaar sprake is van bijzondere omstandigheden, maar dat vergoeding vanuit de bijzondere bijstand ongewenst is in verband met precedentwerking. Het is ook mogelijk om verzoeker een vergoeding te verstrekken via het Veiligheidshuis (artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet).
3. Verzoeker voert aan dat hij op dit moment niet kan voorzien in zijn benodigde medicatie. De na lange tijd toegekende vergoeding van €50,- is onvoldoende. Daardoor is hij steeds afhankelijk van leningen van anderen. Verzoeker zit financieel klem en staat onder bewind. Bovendien werkt de thuis gekweekte soort cannabis het best en is die niet verkrijgbaar in de apotheek. Verzoeker voelt zich door verweerder van het kastje naar de muur gestuurd. Hij is al ruim anderhalf jaar bezig met verweerder en het Veiligheidshuis om toestemming en vervolgens een vergoeding te krijgen voor de thuiskweek van cannabis. De stress, die verzoeker door de hele situatie ervaart, vergroot zijn psychische problematiek. Hierdoor komt hij in een crisissituatie terecht, met gevaar voor zijn gezondheid en leven. Bij escalatie van zijn problematiek riskeert verzoeker opname en daardoor het verlies van zijn huis en inkomen. Het lijkt erop dat er nu schot in de zaak komt, maar tot de eerste oogst, die op zijn vroegst over 4,5 maand te verwachten is, kan hij niet zelf zorgen voor de betaling aan de apotheek van de benodigde hoeveelheid medicinale cannabis. Deze kost € 108,66 per week. Dat betekent dat hij wekelijks structureel € 58,66 per week tekort komt en dat terwijl hij per week moet leven van de €50,- die zijn bewindvoerder hem geeft. Dat geld is bedoeld voor boodschappen, maar gaat dit nu op aan medicatie. Verzoeker wenst daarom een voorziening ter overbrugging van de tijd tot aan de eerste oogst.
4.1
De voorzieningenrechter stelt voorop dat verweerder het betoog van verzoeker niet heeft bestreden. Sinds enige tijd ontvangt verzoeker een gedeeltelijke vergoeding ter hoogte van €50,- voor de aanschaf van de medicinale cannabis. Deze vergoeding wordt, zo begrijpt de voorzieningenrechter, verstrekt door het Veiligheidshuis. De voorzieningenrechter begrijpt het bestreden besluit zo dat toekenning van bijzondere bijstand voor de kosten in verband met de thuiskweek van medicinale cannabis is geweigerd, omdat het Veiligheidshuis een voorliggende voorziening is. Ter zitting heeft verweerder evenwel erkend dat het niet mogelijk is om bij het Veiligheidshuis een aanvraag te doen of op andere wijze af te dwingen dat er een beslissing wordt genomen over de voor de thuiskweek benodigde vergoeding. Naar voorlopig oordeel kan een verstrekking van het Veiligheidshuis daarom niet als een voorliggende voorziening worden gezien. Hoewel het er volgens verzoeker naar uitziet dat deze vergoeding nu toch zal worden verstrekt, ontbreekt besluitvorming daarover.
4.2
Gelet op de onder 4.1 vermelde omstandigheden, acht de voorzieningenrechter het belang van verzoeker bij het treffen van een voorlopige voorziening zwaarder dan dat van verweerder en daarom doorslaggevend. Van belang is dat niet in geschil is dat er een bijzondere noodzaak aanwezig is om de kosten voor het thuiskweken van medicinale cannabis te vergoeden en dat verzoeker al ruim anderhalf jaar op zichzelf aangewezen is geweest in dit opzicht zonder dat dit aan hem te wijten is. Verder is niet in geschil dat verzoeker niet de beschikking heeft over voldoende financiële middelen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in overweging dat verzoeker nu gedwongen is een aanzienlijk deel van zijn weekgeld te besteden aan de cannabis. Hierdoor heeft verzoeker een aanzienlijk belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
5. De voorzieningenrechter treft de voorziening dat aan verzoeker met ingang van 18 mei (de datum van de behandeling van het verzoek) tot aan het gereedkomen van de eerste oogst
,wekelijks € 58,00 door verweerder wordt betaald ter vergoeding van de medicinale cannabis. Daarbij benadrukt de voorzieningenrechter dat het niet gaat om voorschotten.
6. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
7. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.S.J. van Kooij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
28 mei 2020.
griffier voorzieningenrechter*
*De voorzieningenrechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.