ECLI:NL:RBDHA:2020:518

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 januari 2020
Publicatiedatum
24 januari 2020
Zaaknummer
C/09/586313 / KG RK 20-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in een strafzaak wegens schijn van partijdigheid

In deze zaak gaat het om een verzoek tot wraking van de rechter, mr. Chr.A.J.F.M. Hensen, die optrad als voorzitter van de raadkamer tijdens de behandeling van een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verzoeker. De zitting vond plaats op 3 januari 2020, waarbij de raadsvrouw van de verzoeker, mr. N. Harlequin, het verzoek indiende. Tijdens de zitting onderbrak de rechter de raadsvrouw na enkele zinnen en gaf aan dat de rechtbank het verhaal al kende. Dit leidde tot de vrees bij de verzoeker en zijn raadsvrouw dat de rechter niet onpartijdig was en niet naar de verdediging wilde luisteren. De wrakingskamer oordeelde dat de woordkeuze van de rechter ongelukkig was en dat de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd was. Daarom werd het wrakingsverzoek toegewezen.

De wrakingskamer heeft vervolgens besloten dat het onderzoek in de raadkamer opnieuw moet beginnen met een andere rechter. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 20 januari 2020. De griffier, mr. M. van Beeck, was aanwezig bij de uitspraak, die werd gedaan door de meervoudige wrakingskamer. De beslissing is definitief, er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2020/1
zaak- /rekestnummer: C/09/586313/ KG RK 20/19
Beslissing van 20 januari 2020
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
gedetineerd te PI [locatie] , [plaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
raadsvrouw mr. N. Harlequin te Den Haag,
strekkende tot de wraking van
mr. Chr.A.J.F.M. Hensen,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure is:
- de officier van justitie, mr. W. Bos.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal verhoor verdachte van de raadkamer d.d. 3 januari 2020 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld.
1.2
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- verzoeker, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N. Harlequin;
- de belanghebbende, de officier van justitie mr. W. Bos.
De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter, optredend als voorzitter van de raadkamer in de zaak met parketnummer 09/842086-19 tegen verzoeker als verdachte.
Op 31 december 2019 heeft de raadsvrouw van verzoeker een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis ex artikel 80 van het Wetboek van Strafvordering ingediend. Op 3 januari 2020 is dit verzoek behandeld in raadkamer. Bij de mondelinge behandeling van het verzoek heeft de raadsvrouw van verzoeker de rechter, optredend als voorzitter van de raadkamer, gewraakt.
2.2
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal verhoor verdachte van de raadkamer en de toelichting bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
De raadsvrouw van verzoeker stelt dat de rechter de schijn van partijdigheid heeft gewekt door de raadsvrouw na vier zinnen te onderbreken en, nadat de raadsvrouw haar betoog voortzette, het volgende te zeggen: ‘Ik wil dat u met nieuwe aspecten komt; de rechtbank heeft dit al één keer te vaak gehoord’. Deze gang van zaken deden de verzoeker en zijn raadsvrouw vermoeden dat de voorzitter niet naar het verhaal van de verdediging wilde luisteren en dat het niet meer zou uitmaken wat de raadsvrouw daarna nog namens verzoeker zou aanvoeren.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2
Bij de beoordeling van onderhavig verzoek tot wraking neemt de wrakingskamer als uitgangspunt dat een voorzitter de orde in raadkamer bewaakt en bepaalt. Hiertoe mag de voorzitter aan een procesdeelnemer ook vragen om een betoog of pleidooi toe te spitsen op de kernpunten of om alleen nieuwe aspecten naar voren te brengen of te benadrukken. In dit geval kan ook aan de rechter worden nagegeven dat het gaat om een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis dat is ingediend twee weken nadat een zelfde verzoek ter terechtzitting van de meervoudige kamer is afgewezen.
3.3
De rechter heeft blijkens het proces-verbaal verhoor verdachte van de raadkamer d.d. 3 januari 2020 de raadsvrouw na enkele zinnen onderbroken en medegedeeld dat de rechtbank dat verhaal wel kent. De raadsvrouw heeft daarop aangegeven dat zij haar betoog toch wilde afmaken, ook vanwege de aanwezigheid van verzoeker. Daarop heeft de rechter het woord genomen en gezegd: ‘Ik wil dat u met nieuwe aspecten komt; de rechtbank heeft dit al één keer te vaak gehoord’.
3.4
De wrakingskamer is van oordeel dat de gehanteerde woordkeuze, zonder nadere toelichting, richting verzoeker en zijn raadsvrouw dermate ongelukkig is dat de bij verzoeker ontstane vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer wijst het wrakingsverzoek dan ook toe.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking toe;
4.2.
bepaalt dat het geschorste onderzoek in de raadkamer met ingang van heden opnieuw een aanvang neemt en schorst dit onderzoek totdat het onderzoek door een combinatie met een andere rechter dan de gewraakte rechter in deze rechtbank, belast met de behandeling van strafzaken, zal zijn hervat;
4.3.
beveelt dat een afschrift van deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn raadsvrouw mr. N. Harlequin;
• de officier van justitie mr. W. Bos;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.A. van Steen, mr. T.F. Hesselink en mr. S.M. Krans in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Beeck en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2020.
Deze beslissing is vastgesteld door de voorzitter en de griffier en bij ontstentenis van de voorzitter ondertekend door de oudste rechter en de griffier.
de griffier de rechter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.